V-N 2011/6.19
INVORDERING Onweerlegbaar bewijsvermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur is niet strijdig met het communautair evenredigheidsbeginsel
HR 21-01-2011, ECLI:NL:HR:2011:BL0202, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 januari 2011
- Magistraten
Vliet, van; Lourens; Leemreis; Punt; Loon, van
- Zaaknummer
09/00422
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
BL0202
- JCDI
JCDI:ADS908333:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BL0202, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑01‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BL0202, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2009
- Wetingang
Art. 36 lid 4 IW 1990; art. 37 Wet OB 1968; art. 21 lid 3 Richtlijn 77/388/EEG (6e Rl)
Essentie
INVORDERING Onweerlegbaar bewijsvermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur is niet strijdig met het communautair evenredigheidsbeginsel
Samenvatting
Belanghebbende X is bestuurder van de vennootschap A bv die zich bezighoudt met projectontwikkeling. In 1997 betaalt B bv aan A bv een vergoeding voor de levering van een perceel grond en de overname van een project. De inspecteur legt aan A bv een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Nadat A bv haar betalingsonmacht te laat heeft gemeld, stelt de ontvanger X hoofdelijk aansprakelijk. Hof 's-Gravenhage overweegt dat de omzetbelasting over de levering verschuldigd is op grond van art. 37 Wet OB 1968. Omdat dit wetsartikel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.