Hof 's-Hertogenbosch, 18-12-2001, nr. 99/00669
ECLI:NL:GHSHE:2001:AD7704
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
18-12-2001
- Zaaknummer
99/00669
- LJN
AD7704
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2001:AD7704, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 18‑12‑2001; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTFR 2002/133
Uitspraak 18‑12‑2001
Inhoudsindicatie
-
BELASTINGKAMER.
Nr. 99/00669
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
U I T S P R A A K.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (België) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Breda (hierna: de ambte-naar), op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting de dato xx januari 1999, aanslagnummer 1.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op xx januari 1999 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Breda opgelegd ten bedrage van fl. 77,50.
Na tijdig bezwaar heeft de ambtenaar bij de bestreden uitspraak de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en regelmatig in beroep gekomen bij het Hof. Voor dit beroep heeft belanghebbende een griffierecht gestort van fl. 50,=. De ambtenaar heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek en de ambtenaar een conclusie van dupliek ingezonden.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 7 februari 2001 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar is verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, en, de ambtenaar.
Het Hof heeft op 21 februari 2001 te ´s-Hertogenbosch mondeling uitspraak gedaan.
Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 28 februari 2001 aangetekend aan partijen verzonden.
De ambtenaar heeft tijdig en op regelmatige wijze verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
Het hiervoor verschuldigde recht ad fl. 150,= is door de ambtenaar op 6 november 2001 betaald.
2. Verordening
Ten tijde van het opleggen van de onderwerpelijke naheffingsaanslag was in de gemeente Breda van kracht de "Verordening Parkeerbelastingen Breda 1992", vastgesteld door de raad op 15 juli 1992, goedgekeurd bij KB van 14 september 1992, no. 92.008499, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de raad van 18 december 1997 (hierna: de Verordening).
De Verordening is op een juiste wijze gepubliceerd.
3. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet dan wel onvoldoende betwist de volgende feiten vast.
3.1. De parkeerplaatsen aan de Nieuwe Ginnekenstraat te Breda zijn door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaatsen waar tegen betaling mag worden geparkeerd.
Volgens artikel 2 onder a van de Verordening moet onder parkeren worden verstaan: "het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;".
3.2. Belanghebbende heeft op xx januari 1999 de door haar gehouden personenauto, merk Volkswagen, met het Belgisch kenteken 000 XX geparkeerd op een parkeerplaats aan de Nieuwe Ginnekenstraat te Breda.
3.3. De parkeercontroleur heeft bij controle geconstateerd dat er geen parkeerkaartje zichtbaar aanwezig was en een naheffingsaanslag opgelegd, bestaande uit fl. 2,50 parkeerbelasting vermeerderd met de in de Verordening genoemde kosten van fl. 75,=.
4. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of het in- en uitladen van een antiek tafeltje van 75cm bij 30 cm en een gewicht van 7 kilogram onder de term "laden of lossen" gebracht kan worden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de ambtenaar ontkennend.
4.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de processtukken.
4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak alsmede de naheffingsaanslag. De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
5. Overwegingen omtrent het geschil
5.1. Partijen hebben ter zitting verklaard dat uitsluitend nog in geschil is het antwoord op de rechtsvraag of het in- en uitladen van een antiek tafeltje van 57 cm bij 30 cm en een gewicht van 7 kilogram onder de term "laden of lossen" kan worden gebracht.
5.2. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat onder het doen of laten staan van een voertuig voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen is te verstaan het plaatsen van een voertuig dicht bij een plaats waar goederen moeten worden geladen of gelost in gevallen waarin die goederen bezwaarlijk anders dan per voertuig kunnen worden aan- of afgevoerd. Er moet derhalve sprake zijn van goederen van enige omvang of enig gewicht.
5.3. Het Hof is van mening dat in casu aan de bovengenoemde criteria is voldaan en dat derhalve sprake is van laden en lossen. Het gelijk
is derhalve aan de zijde van belanghebbende.
6. Proceskosten
Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld acht het Hof termen aanwezig de ambtenaar te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op fl. 23,=, zijnde de reiskosten van de gemachtigde van belanghebbende.
7. Beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde aanslag, gelast dat de ambtenaar aan belanghebbende vergoedt het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van fl. 50,=, veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 23,= en wijst de gemeente Breda aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus vastgesteld op 18 december 2001 door J.Th. Simons, plaatsvervangend-lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van H.J. van den Helm, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
Op: 18 december 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen
van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden
uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.