HR, 29-09-1999, nr. 34 600
ECLI:NL:HR:1999:AA2903
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-09-1999
- Zaaknummer
34 600
- LJN
AA2903
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA2903, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑09‑1999; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
WFR 1999/1310
V-N 1999/47.8 met annotatie van Redactie
Uitspraak 29‑09‑1999
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 30 juni 1998 betreffende na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X B.V. te Z
opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volks-verzekeringen en het kwijtscheldingsbesluit betreffende de in die naheffingsaanslag begrepen verhoging.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van f 67.010,-- aan enkelvoudige belasting met een verhoging van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot tien percent. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij gezamenlijke uitspraak de naheffingsaanslag en de beschikking betreffende de verhoging gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de in de naheffingsaanslag begrepen verhoging verminderd tot vijf percent, waarmede het Hof kennelijk heeft bedoeld de naheffingsaanslag te handhaven, het bij het opleggen van de aanslag door de Inspecteur genomen besluit tot kwijtschelding te vernietigen, en kwijtschelding te verlenen van de in de naheffingsaanslag begrepen verhoging tot op vijf percent daarvan. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uit-gegaan. Belanghebbende heeft in 1995 als gevolg van een administratieve vergissing minder loonbelasting en premie volksverzekeringen op aangifte afgedragen dan zij op het aan haar werknemers betaalde loon had ingehouden, te weten een bedrag van f 67.010,--. Belanghebbende heeft bij brief van 9 juli 1996 de Inspecteur op de hoogte gesteld van deze vergissing. Het middel bestrijdt het oordeel van het Hof dat deze brief is aan te merken als een vrijwillige verbetering in de zin van § 22 Voorschrift administratieve boeten 1993.
3.2. ’s Hofs oordeel dat de Inspecteur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat ambtenaren van de Belastingdienst reeds op het spoor waren gekomen of binnen afzienbare tijd zouden zijn gekomen van de onjuistheid of de onvolledigheid van de aangiften, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen, behoefde geen nadere motivering en is ook niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie voor het overige niet met vrucht kan worden bestreden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 29 september 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Pos, Beukenhorst, Monné en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt terzake van het door hem ingestelde beroep in cassatie een recht geheven van f 340,--. Met dit bedrag wordt verrekend het bedrag van f 150,--, dat bij het Hof is betaald voor de vervanging van de mondelinge uitspraak, zodat nog resteert te betalen f 190,--.