Rb. Breda, 19-04-2010, nr. AWB 09/4806
ECLI:NL:RBBRE:2010:BM2015
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
19-04-2010
- Zaaknummer
AWB 09/4806
- LJN
BM2015
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2010:BM2015, Uitspraak, Rechtbank Breda, 19‑04‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
V-N 2010/33.16 met annotatie van Redactie
NTFR 2010/1314 met annotatie van Drs. M. Nieuweboer
Uitspraak 19‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Belanghebbende, een niet-publiekrechtelijke besloten vennootschap, houdt zich bezig met het aanbieden van diagnostische faciliteiten voor de eerstelijns diagnostiek en transmurale zorgverlening. Dit betreft activiteiten die voorheen in het ziekenhuis plaatsvonden. Hierbij valt te denken aan het verzorgen van röntgenfoto’s, laboratoriumonderzoek, echografie en dergelijke. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet belanghebbende niet aan de in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van de Wet op de VPB jo. artikel 4 Uitvoeringsbesluit VPB gestelde voorwaarde, nu de winst ook kan worden aangewend voor andere doeleinden dan uitkeringen ten bate van een ingevolge hetzelfde artikel omschreven vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang (beroep ongegrond).
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/4806
Uitspraakdatum: 9 april 2010
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1.Ontstaan. en loop van het geding
1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 31 januari 2009 voor het jaar 2009 een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 382.909 (aanslagnummer [aanslagnummer]V.90.0112).
1.2.Belanghebbende heeft daartegen, bij brief van 20 februari 2009, bezwaar gemaakt. Bij brief van 29 september 2009 heeft zij de inspecteur verzocht om toestemming om, met toepassing van artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb, rechtstreeks in beroep te mogen gaan. Bij brief van 4 november 2009, ontvangen bij de rechtbank op 9 november 2009, verklaarde de inspecteur zich daarmee akkoord. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 297.
1.3.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.5.Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden voor de enkelvoudige belastingkamer op 15 januari 2010 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende, [namen]. De inspecteur is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten en daarbij medegedeeld dat zij schriftelijk uitspraak zal doen, maar overweegt de onderhavige procedure te verwijzen naar de meervoudige kamer in welk geval het onderzoek zal worden heropend. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 21 januari 2010 naar partijen is verzonden.
1.6.Bij brief van 22 januari 2010 heeft de rechtbank partijen bericht dat de behandeling is heropend en dat de procedure is doorverwezen naar de meervoudige kamer.
1.7.Verweerder heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een tweede mondelinge behandeling door de meervoudige belastingkamer achterwege blijft.
1.8.De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2.Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.Belanghebbende is op [datum] 2007 opgericht. Haar handelsnaam is [handelsnaam belanghebbende]. Belanghebbende is tot stand gekomen door een samenwerking van [A] die een ziekenhuis exploiteert (hierna: [A]) en de [B] (hierna: [B]).
2.2.De aandelen van belanghebbende worden voor 50% gehouden door [C] B.V.(een 100% dochter-B.V. van [A]) en voor 50% door de [D] B.V. Een groot deel van de bij [B] aangesloten huisartsen is, via de [E], aandeelhouder in [D] B.V.
2.3.Belanghebbende houdt zich bezig met het aanbieden van diagnostische faciliteiten voor de eerstelijns diagnostiek en transmurale zorgverlening. Dit betreft activiteiten die voorheen in het ziekenhuis van [A] plaatsvonden. Hierbij valt te denken aan het verzorgen van röntgenfoto’s, laboratoriumonderzoek, echografie en dergelijke.
2.4.Belanghebbende beschikt over een eigen management en stafmedewerkers. Ten behoeve van haar dienstverlening koopt belanghebbende medisch/diagnostische diensten in bij [A]. Hierbij wordt in belangrijke mate gebruik gemaakt van de expertise, apparatuur en huisvesting van [A], waarvan de reikwijdte is vastgelegd in dienstenovereenkomsten tussen belanghebbende en [A]. De voormelde werkzaamheden vinden plaats voor rekening en risico van belanghebbende.
2.5.Belanghebbende heeft van het College voor Zorgverzekeringen een toelating verkregen teneinde zorg te mogen verlenen waarop krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Zorgverzekeringswet aanspraak bestaat.
2.6.In de statuten van belanghebbende is onder meer het volgende opgenomen:
“DOEL
Artikel 2
De vennootschap heeft den doel:
a.het aanbieden van diagnostische faciliteiten voor de eerstelijns zorg alsmede het aanbieden van diagnostische faciliteiten voor de tweedelijnszorg, voor zover deze tweedelijns onderdeel uitmaakt van transmurale zorgprogramma’s, ondergebracht in transmurale Diagnose Behandel Combinaties;
b.het ontwikkelen van protocollen voor behandeling van chronische zieke patiënten in de transmurale keten, bijvoorbeeld ten behoeve van patiënten met diabetes, met hartfalen en met COPD (Chronic Obstructive Pulmonary) etcetera;
c.het stroomlijnen en protocolleren van de zorgprocessen van die patiëntencategorieën die voor verwijzing naar de tweedelijn in aanmerking komen;
d.het ontwikkelen en implementeren van zorgondersteunende ICT zowel in de eerste- als tweedelijn ter ondersteuning van de doelstellingen genoemd onder sub a, b en c;
e.het vormgeven aan een eigen identiteit voor de eerste lijnszorg in de regio;
f.het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met, het besturen van, alsmede het (doen) financieren van andere ondernemingen, in welke rechtsvorm ook;
g.het verstrekken en aangaan van geldleningen, het beheren van en het beschikking over registergoederen en het stellen van zekerheden, ook voor schulden van anderen;
h.het verrichten van alle andere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijke kunnen zijn.
WINSTBESTEMMING
Artikel 21
1.De winst staat ter vrije beschikking van de algemene vergadering, bij besluit genomen met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat een uitkeringsverbod geld voor de winst behaald met zorgactiviteiten.
2.De vennootschap kan aan de aandeelhouders en andere gerechtigden tot de voor uitkering vatbare winst slechts uitkeringen doen voorzover het eigen vermogen groter is dan het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal vermeerderd met de reserves die krachtens de wet moet worden aangehouden.
3.Uitkering van winst geschiedt na de vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is.
4.Bij berekening van de winstverdeling tellen de aandelen die de vennootschap in haar eigen kapitaal houdt niet mede, tenzij deze aandelen belast zijn met een vruchtgebruik of pandrecht of daarvan certificaten zijn uitgegeven ten gevolge waarvan het winstrecht toekomt aan de vruchtgebruiker, de pandhouder of de houder van die certificaten van aandelen.
5.Aandelen waarvan de vennootschap certificaten van aandelen houdt of waarop de vennootschap een beperkt recht heeft op grond waarvan zij gerechtigd is tot de winstuitkering, tellen bij de berekening van de winstverdeling eveneens niet mee.
6.De vennootschap mag slechts tussentijds uitkeringen doen, indien aan het vereiste van lid 2 is voldaan.
ONTBINDING
Artikel 30
1.Na ontbinding van de vennootschap geschiedt de vereffening door de bestuurders, tenzij de algemene vergadering anders bepaalt. De vereffening geschiedt onder toezicht van de commissarissen, tenzij ten tijde van het nemen van het besluit tot ontbinding geen commissarissen in functie waren.
2.Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. Het daarin bepaalde omtrent bestuurders is dan van toepassing op de vereffenaars.
3.Hetgeen na de voldoening van de schuldeisers van het vermogen van de ontbonden vennootschap is overgebleven wordt uitgekeerd casu quo aangewend conform de doelstellingen van de vennootschap bij oprichting.
4.De vennootschap blijft na haar ontbinding voortbestaan voorzover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.”
3.Geschil
3.1.In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende vrijgesteld is voor de vennootschapsbelasting op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB).
3.2.Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.3.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen belanghebbende daaraan ter zitting van 15 januari 2010 heeft toegevoegd verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift aan op 21 januari 2010 aan partijen is verzonden.
3.4.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag.
3.5.De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.Beoordeling van het geschil
4.1.In Nederland gevestigde besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn als binnenlandse belastingplichtigen aan belasting onderworpen. Zij worden geacht hun onderneming te drijven met behulp van hun hele vermogen.
4.2.Ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van de Wet VPB worden bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van belasting vrijgesteld, lichamen die (onder andere) nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten welke bestaan uit de genezing of verpleging van zieken, kraamvrouwen of gebrekkigen.
4.3.Gelet op dit artikel zal de rechtbank allereerst (moeten) beoordelen of belanghebbende voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn neergelegd in het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971.
4.4.Artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 bepaalt dat een in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de Wet VPB omschreven lichaam van belasting is vrijgesteld, indien (onder andere) het lichaam de winst uitsluitend kan aanwenden ten bate van een ingevolge hetzelfde artikel vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang.
4.5.Naar het oordeel van de rechtbank voldoet belanghebbende niet aan deze voorwaarde. Hierbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. In artikel 2 van de statuten van belanghebbende zijn bepalingen opgenomen die het mogelijk maken dat belanghebbende ook niet-zorgactiviteiten verricht. Voorts is in artikel 21 van diezelfde statuten bepaald dat de daarmee behaalde winst ter vrije beschikking staat aan de algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende. Tot slot is in artikel 30 van diezelfde statuten bepaald dat na ontbinding het overgebleven vermogen kan worden uitgekeerd/aangewend conform de doelstellingen van belanghebbende. Derhalve kan de winst van belanghebbende ook worden aangewend voor andere doeleinden dan uitkeringen ten bate van een in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de Wet VPB omschreven vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang. De omstandigheid dat een uitkeringsverbod geldt voor winst behaald met zorgactiviteiten doet daaraan niet af.
4.6.De rechtbank voegt hieraan toe dat in het onderhavige geval, waarbij de vraag is of belanghebbende vrijgesteld is voor de vennootschapsbelasting, de statutaire bepalingen, zoals weergegeven onder 2.6, doorslaggevend zijn. Dat belanghebbende, zoals zij aanvoert, de facto uitsluitend zorgactiviteiten zou verrichten, is niet van belang.
4.7.Nu belanghebbende niet voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden, kan in het midden worden gelaten of belanghebbende nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verricht welke bestaan uit de genezing of verpleging van zieken, kraamvrouwen of gebrekkigen.
4.8.Gelet op al het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van de inspecteur en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5.Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. D. Hund, rechters, en door de voorzitter en mr. W.Y. Ip, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19-04-2010
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
- 2.
- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.