Hof Arnhem, 22-09-2009, nr. 08/00253
ECLI:NL:GHARN:2009:BK0412
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
22-09-2009
- Zaaknummer
08/00253
- LJN
BK0412
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Invordering (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BK0412, Uitspraak, Hof Arnhem, 22‑09‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
V-N 2010/11.30 met annotatie van Redactie
JOR 2010/51 met annotatie van A.J. Tekstra
NTFR 2009/2370 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Uitspraak 22‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Invordering. Vennoot in VOF is terecht aansprakelijk gesteld.
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 08/00253
uitspraakdatum: 22 september 2009
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 mei 2008, nummer AWB 07/2981, in het geding tussen belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst/P (hierna: de Ontvanger)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 26 maart 2007 aansprakelijk gesteld voor de navolgende (gedeeltelijk) onbetaald gebleven –gedeelten van- belastingaanslagen ten name van A V.O.F. (hierna: de VOF) tot een bedrag van € 5.714:
• de naheffingsaanslag loonbelasting over het jaar 2002 met aanslagnummer 1234.56.789.A01.2501 en dagtekening 25 januari 2006, voor een bedrag van € 802 vermeerderd met € 36 invorderingsrente;
• de naheffingsaanslag loonbelasting over het jaar 2003 met aanslagnummer 1234.56.789.A01.3500 en dagtekening 31 mei 2006, voor een bedrag van € 3.843, vermeerderd met € 128 invorderingsrente en € 299 aan kosten;
• de naheffingsaanslag loonbelasting over de maand december 2005 met aanslagnummer 1234.56.789.A01.5120 en dagtekening 24 februari 2006, voor een bedrag van € 84;
• de naheffingsaanslag omzetbelasting over de maand december 2006 met aanslagnummer 1234.56.789.F01.6120 en dagtekening 27 februari 2007, voor een bedrag van € 113;
• de naheffingsaanslag omzetbelasting over de maand januari 2007 met aanslagnummer 1234.56.789.F01.7010 en dagtekening 27 maart 2007, voor een bedrag van € 349;
• de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het jaar 2005 met aanslagnummer 1234.56.789.Y590003 en dagtekening 5 oktober 2005, voor een bedrag van € 60.
1.2 De Ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 juni 2007 het bedrag waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld verminderd tot € 5.108.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd tot € 3.953.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Ontvanger.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten vast.
2.2 De VOF is opgericht op 12 maart 2001 door belanghebbende, B en C. Belanghebbende is op 31 december 2003 als vennoot uitgetreden. Hij stond gedurende die periode ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als beperkt bevoegd vennoot.
2.3 In een zogenoemde aanvullende overeenkomst van 23 maart 2001 is tussen belanghebbende en de andere vennoten overeengekomen dat belanghebbende niet aansprakelijk is voor de schulden van de VOF op de grond dat hij alleen vergunningen en diploma’s in de VOF heeft ingebracht.
2.4 Met dagtekening 26 maart 2007 zijn belanghebbende en de andere vennoten aansprakelijk gesteld voor de onder 1 genoemde belastingschulden van de VOF. Bij uitspraak op bezwaar is de aansprakelijkstelling van belanghebbende voor de naheffingsaanslagen over het jaar 2004 en de jaren daarna komen te vervallen.
2.5 De aansprakelijkstelling betreft na de uitspraak op bezwaar de onbetaald gebleven gedeelten van de navolgende naheffingsaanslagen:
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het jaar 2002 met aanslagnummer 1234.56.789.A01.2501, dagtekening 25 januari 2006, voor een bedrag van € 802, waarvan € 430 belasting en € 372 boete, vermeerderd met € 36 invorderingsrente;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het jaar 2003 met aanslagnummer 1234.56.789.A01.3500, dagtekening 31 mei 2006, voor een bedrag van € 3.843, waarvan € 3.203 belasting, € 320 boete en € 320 heffingsrente, vermeerderd met € 128 invorderingsrente en € 299 aan kosten.
2.6 Op 9 mei 2007 zijn de vennoten van de VOF (B en C) failliet verklaard.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor een gedeelte van de belastingschulden van de VOF. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Ontvanger bevestigend.
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beschikking.
3.4 De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Belanghebbende stelt dat hij ten onrechte aansprakelijk is gesteld. Hij voert hiertoe in hoger beroep aan dat hij sinds 31 december 2003 geen vennoot meer is. Verder voert belanghebbende in hoger beroep nog aan dat de belastingdienst vijf jaren de tijd heeft gehad om zich te verhalen op de goederen van de VOF. Hij meent dat de Ontvanger direct had moeten reageren toen aanslagen van de VOF onbetaald bleven. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende wederom gewezen op de bepaling in de aanvullende overeenkomst als genoemd onder 2. Volgens belanghebbende is hem bij het sluiten daarvan niet meegedeeld dat dit niet voor belastingschulden geldt. Tenslotte stelt belanghebbende dat hij door zijn voormalige medevennoten is benadeeld en dat de ontvanger daarom eerst de andere vennoten aansprakelijk had moeten stellen.
4.2 De Ontvanger heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden. Volgens de Ontvanger kan ook de gewezen bestuurder op de voet van artikel 33 Invorderingswet 1990 (hierna: IW) aansprakelijk worden gesteld. Hij verwijst hiervoor onder meer naar de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage van 20 augustus 1998, nr. C97/644, V-N 1998/50.25. Voor wat betreft de kosten, invorderingsrente en boeten heeft de Ontvanger zich op het standpunt gesteld dat het belopen hiervan niet aan belanghebbende is te wijten en dat belanghebbende derhalve daarvoor ten onrechte aansprakelijk is gesteld.
4.3 Ingevolge artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de IW zijn de bestuurders van de VOF hoofdelijk aansprakelijk voor de verschuldigde belasting van de VOF. Ingevolge het tweede lid daarvan, voor zover hier van belang, wordt als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of maatschap. In artikel 18 van het Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) is bepaald dat in vennootschappen onder firma elk der vennoten, wegens de verbintenissen van de vennootschap hoofdelijk verbonden is. Op grond van artikel 33, vierde lid, van de IW is niet aansprakelijk de bestuurder voorzover deze bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de belasting niet is voldaan. Ingevolge artikel 32, tweede lid, van de IW geldt artikel 33 van de IW ook voor in te vorderen bedragen die verband houden met de belasting waarvoor de aansprakelijkheid geldt voor zover het belopen daarvan aan de aansprakelijke is te wijten.
4.4 Belanghebbende was, ten tijde van het ontstaan van de materiële belastingschuld waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben waarvoor hij aansprakelijk is gesteld, vennoot in de VOF. De Rechtbank heeft, onder verwijzing naar de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 33 IW (het voorgestelde artikel 34 IW) geoordeeld dat ook de gewezen bestuurder van een vennootschap onder firma onder de werking van genoemd artikel kan worden gebracht en dat onderling tussen vennoten gemaakte afspraken daaraan niet afdoen. Voorts heeft de Rechtbank, voor zover thans nog van belang, geoordeeld dat de standpunten van belanghebbende dat de Ontvanger te lang heeft gewacht met de aansprakelijkstelling en dat hij eerst de overige vennoten aansprakelijk had moeten stellen, onjuist zijn.
4.5 Vorenstaande oordelen van de Rechtbank zijn juist en het Hof maakt die oordelen en de daarvoor aangevoerde gronden tot de zijne
4.6 Belanghebbende heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslagen te laat zijn opgelegd, in die zin, dat indien deze eerder zouden zijn opgelegd, nog verhaal bij de VOF mogelijk zou zijn geweest. Dienaangaande stelt het Hof vast dat deze naheffingsaanslagen gelet op het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tijdig zijn opgelegd. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat de Inspecteur gebruik maakt van de hem door de wet geboden termijnen. Naar het oordeel van het Hof zijn door belanghebbende verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt die nopen tot het oordeel dat belanghebbende op grond van enig beginsel van behoorlijk bestuur niet langer door de Ontvanger aansprakelijk gesteld kon worden (vergelijk Hoge Raad 19 december 2008, nr. 43.282, www.rechtspraak.nl: LJN: BC2496).
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.
5. Proceskosten
Nu het hoger beroep van belanghebbende niet slaagt acht het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.
De beslissing is op 22 september 2009 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(N. ten Broek) (R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 september 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.