Hof Arnhem, 26-03-2001, nr. 98/4221
ECLI:NL:GHARN:2001:AB2082
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
26-03-2001
- Zaaknummer
98/4221
- LJN
AB2082
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Vennootschapsbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2001:AB2082, Uitspraak, Hof Arnhem, 26‑03‑2001; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
V-N 2001/39.4 met annotatie van Redactie
Uitspraak 26‑03‑2001
Inhoudsindicatie
-
HR
Gerechtshof Arnhem
derde meervoudige belastingkamer
nummer 98/04221
U i t s p r a a k
op het beroep van X BV te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen P op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar voor het jaar 1995 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting met nummer 1111.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. De aanslag, gedagtekend 31 maart 1998, is berekend naar een belastbaar bedrag van f 1.672.344,-.
1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak van 30 november 1998 de aanslag gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 3 december 1998 en aangevuld op 1 maart 1999, waarbij bijlagen zijn overgelegd.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen.
2.3. Bij de mondelinge behandeling op 6 maart 2001 te Arnhem zijn gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
2.4. De notities van de pleidooien die de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur bij de mondelinge behandeling hebben gehouden worden, met bijlagen, als hier herhaald en ingelast beschouwd.
3. De vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.
3.1. Alle aandelen van belanghebbende worden sinds 30 maart 1995 gehouden door de heer B.
3.2. In oktober 1995 sluiten B en zijn drie kinderen een overeenkomst met A BV met betrekking tot een nog te bouwen pand op een nog te verwerven terrein op het industrieterrein aa te Z. B en de kinderen zullen als verhuurder van het nog te bouwen pand optreden en A BV zal het pand gaan huren. Bij de overeenkomst wordt de huur bepaald op 10 percent van de stichtingskosten van het gebouw en van de prijs van de ondergrond. De stichtingskosten worden geraamd op f 4.500.000,- De overeenkomst wordt aangegaan voor de tijd van vijf jaar uiterlijk ingaande op 1 januari 1997. Behoudens tijdige opzegging door verhuurder of huurder wordt de looptijd van de overeenkomst met nog eens vijf jaar verlengd.
3.3. Bij notariële akte van 23 oktober 1995 cederen de kinderen hun recht op de door A BV gedurende de eerste tien jaar te betalen huurtermijnen om niet aan C Holding BV. B cedeert zijn aandeel in die huuropbrengsten om niet aan belanghebbende. In de akte is onder ‘Considerans’ vermeld: zulks met het oogmerk een zogenaamde ‘informele kapitaalstorting’ in de vennootschappen te bewerkstelligen.
3.4. De gemachtigde van belanghebbende heeft de gestelde inbreng van informeel kapitaal berekend op de contante waarde van het recht op de te ontvangen huurtermijnen, te weten f 880.802,-. Daarbij is rekening gehouden met stichtingskosten van f 4.500.000,-, een jaarlijkse huur van f 450.000,-, een huurindex van 2,5 percent per jaar vanaf het jaar 2000 en een rentefactor van 5 percent. Over het bedrag van f 880.802,- is kapitaalbelasting op aangifte voldaan.
3.5. Op 22 september 1995 verwerft B de economische eigendom en 99 percent van de juridische eigendom van de onroerende zaak d-weg te Z. Deze zaak is verhuurd aan Y BV. Het huurcontract, afgesloten op 29 september 1992, loopt vijf jaar met een optie voor nog eens vijf jaar en vervolgens steeds te verlengen met drie jaar.
3.6. Bij notariële akte van 23 september 1995 cedeert B zijn recht op de door Y BV gedurende de eerste tien jaar te betalen huurtermijnen om niet aan belanghebbende. In de akte is onder ‘Considerans’ vermeld: zulks met het oogmerk een zogenaamde ‘informele kapitaalstorting’ in de vennootschappen te bewerkstelligen.
3.7. De gemachtigde van belanghebbende heeft deze gestelde inbreng van informeel kapitaal berekend op de contante waarde van de te ontvangen huurtermijnen onder aftrek van 10 percent in verband met huurrisico, te weten f 807.301,-. Daarbij is rekening gehouden met een jaarlijkse huur van f 104.724,-, een huurindex van 2,5 percent per jaar en een rentefactor van 5 percent. Over het bedrag van f 807.301,- is kapitaalbelasting op aangifte voldaan.
3.8. In de aangifte vennootschapsbelasting voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende de ontvangen rechten op toekomstige huurtermijnen geactiveerd voor een bedrag van f 1.688.103,- met als tegenboeking onder Eigen Vermogen een gelijk bedrag aan informeel kapitaal.
3.9. De aanslagregeling over het onderhavige jaar is cijfermatig als volgt verlopen:
Aangegeven belastbaar bedrag f 135.759 neg
Bij:
Correctie kwijtschelding (niet in geschil) - 120.000
Cessie toekomstige huurtermijnen/informeel kapitaal
d-weg te Z - 807.001
Nieuwbouw A BV - 880.802
Vastgesteld belastbaar bedrag f 1.672.344.
Bij de uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.:
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de volgende vragen:
a. vormt de verkrijging door belanghebbende van de rechten op de in de toekomst te ontvangen huurtermijnen een inbreng van informeel kapitaal (standpunt belanghebbende) of is er sprake van belastbare baten (standpunt Inspecteur);
b. indien sprake is van belastbare baten staat goed koopmansgebruik dan uitstel van winstneming toe tot het moment van ontvangst door belanghebbende van de huurtermijnen (standpunt belanghebbende) of moet meteen in het onderhavige jaar belasting worden geheven over de waarde van de verkregen rechten (standpunt Inspecteur).
4.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
4.3. Daaraan is mondeling, afgezien van hetgeen reeds hiervoor onder de vaststaande feiten is opgenomen, toegevoegd - zakelijk weergegeven-:
Namens belanghebbende:
De cessie vervalt bij verkoop door de eigenaren van het aan A BV verhuurde pand. Dat vormt een extra argument voor uitstel van winstneming.
Bij de parlementaire behandeling die heeft geleid tot de invoeging van artikel 25, lid 17, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) per 1 januari 1996 is niet een koppeling gelegd met de kostenarresten.
Door de Inspecteur:
Het is juist dat tijdens de parlementaire behandeling bij de invoeging in de Wet van artikel 25, lid 17, geen koppeling is gelegd met de kostenarresten.
De onderhavige situatie zit dicht tegen de kostenarresten aan. Ook hier is de samenhang tussen de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting aan de orde.
Hij wijst nog op het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 1997, nr. 32 692, BNB 1997/404*, inzake activering van in een onderneming ingebrachte auteursrechten.
4.4. Belanghebbende verzoekt, naar het Hof begrijpt, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil en vaststelling van een verlies van f 15.759,-.
4.5. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
(geschilvraag onder a)
5.1. Het voordeel voor belanghebbende, te weten de verkrijging om niet van de rechten op toekomstige huurtermijnen, is aan haar niet opgekomen in de uitoefening van de voor haar rekening gedreven onderneming. Ter zake van de rechten bestond, anders dan in de kostenarresten, vóór de cessie tussen belanghebbende als cessionaris en haar aandeelhouder als cedent geen rechtsverhouding.
5.2. De conclusie kan daarom niet anders zijn dan dat in het onderhavige geval de oorzaak van de ontstane vermogensvermeerdering bij belanghebbende als gevolg van de verkrijging van de rechten uitsluitend is gelegen in de vennootschappelijke betrekking tussen belanghebbende en haar aandeelhouder. Van een te belasten bate kan dan niet worden gesproken.
5.3. De geschiedenis van de totstandkoming van het per 1 januari 1996 in de Wet ingevoegde zeventiende lid van artikel 25 (vergelijk: Vierde Nota van wijziging, Wet van 15 december 1995, Stb. 633, Kamerstukken II 1994/95, 23 219, nr. 12, blz. 10) staat aan deze conclusie niet in de weg.
5.4. Nu geschilvraag a. in de door belanghebbende bepleite zin moet worden beantwoord, behoeft geschilvraag b. geen beantwoording meer.
6. Slotsom
Het beroep van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond.
7. Proceskosten
Voor de veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende verwijst het Hof naar de veroordeling die heden is uitgesproken in de met deze zaak samenhangende zaak van C Holding BV, hofnummer 98/03582.
8. Beslissing
Het Gerechtshof
vernietigt de bestreden uitspraak;
vernietigt de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil;
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van ¦ 80,- te vergoeden.
Aldus gedaan en in openbaar uitgesproken op 26 maart 2001 door mr. Röben, raadsheer, als voorzitter, mrs De Kroon en Kooijmans, raadsheren, in tegenwoordigheid van Wagener, als griffier.
De griffier, De voorzitter,
(N.Th. Wagener) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 maart 2001
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.