V-N 2000/29.10
FISCAAL BESTUURSRECHT. FISCAAL BESTUURSPROCESRECHT Boete. Ontbreken tweede feitelijke instantie in fiscale boetezaken niet onverenigbaar met IVBPR en EVRM. Onvoldoende motivering proceskostenvergoeding
HR 14-06-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA6197, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juni 2000
- Magistraten
Korthals Altes; Bavinck; Ilsink; Zuurmond; Pos; Monné
- Zaaknummer
33 557
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AA6197
- JCDI
JCDI:ADS184762:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA6197, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA6197, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑06‑2000
- Wetingang
Art. 2 Zevende ProtocolEVRM; art. 14 IVBPR; art. 21 AWR; art. 5 Wet ARB
Essentie
FISCAAL BESTUURSRECHT. FISCAAL BESTUURSPROCESRECHT Boete. Ontbreken tweede feitelijke instantie in fiscale boetezaken niet onverenigbaar met IVBPR en EVRM. Onvoldoende motivering proceskostenvergoeding
Samenvatting
In geschil is of aan X terecht een naheffingsaanslag overschotheffing Meststoffenwet is opgelegd.
Het middel beroept zich tevergeefs op art. 2 van het 7e protocol bij het EVRM nu dit protocol niet door Nederland is geratificeerd. Voorzover het middel met de stelling dat het ontbreken van een tweede feitelijke instantie in belastingzaken moet leiden tot "vrijspraak van X met betrekking tot het ten laste gelegde delict" bedoelt te betogen dat de rechter art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.