Hof 's-Gravenhage, 29-05-2002, nr. 00/2837
ECLI:NL:GHSGR:2002:AT8076
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-05-2002
- Zaaknummer
00/2837
- LJN
AT8076
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Kansspelbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2002:AT8076, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑05‑2002; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 3:45 Algemene wet bestuursrecht; art. 6:11 Algemene wet bestuursrecht; art. 22j Algemene wet inzake rijksbelastingen; art. 24 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
FED 2002/627
V-N 2002/48.6 met annotatie van Redactie
NTFR 2002/1157
Uitspraak 29‑05‑2002
Inhoudsindicatie
Kansspelbelasting 1999. Prijs bij tv programma Twee voor Twaalf belast met kansspelbelasting.
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede enkelvoudige belastingkamer
29 mei 2002
nummer BK-00/02837
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Particulieren P van de Belastingdienst, op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te noemen van hem ingehouden bedrag.
1. Inhouding en bezwaar
1.1. Van belanghebbende is in het tweede kwartaal van 1999 een bedrag van ƒ 2.364,75 als kansspelbelasting ingehouden.
1.2. De daartegen gerichte bezwaren van belanghebbende zijn bij de bestreden uitspraak afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van ƒ 60. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 21 november 2001, gehouden te Den Haag. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.3. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek van de zaak heropend en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende heeft in het op 11 juni 1999 opgenomen televisieprogramma "Twee voor Twaalf" van de VARA een bedrag van ƒ 9.459 gewonnen. Bij brief van 15 juni 1999 heeft de VARA aan belanghebbende een brief verstuurd waarin werd bevestigd dat hij een geldprijs had gewonnen, dat van dit bedrag 25 percent kansspelbelasting zou worden ingehouden en dat het resterende bedrag zo spoedig mogelijk op zijn rekening zou worden gestort. Een bedrag van ƒ 7.094,25 is met rentedatum 1 juli 1999 op belanghebbendes bankrekening bijgeschreven.
3.2. Belanghebbende heeft bij brief, gedateerd 11 augustus 1999, tegen de inhouding bezwaar gemaakt. Op de enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden ontbreekt het poststempel. Het bezwaar is op 19 augustus 1999 bij de Inspecteur binnengekomen. Bij de bestreden uitspraak is belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk in het bezwaar verklaard.
3.3. Het spel "Twee voor twaalf" komt - kort weergegeven - op het volgende neer. Aan het spel doen twee teams mee. Ieder team bestaat uit twee spelers. Zij krijgen twaalf vragen te beantwoorden. De uiteindelijke opdracht is om achter een woord van twaalf letters te komen. De spelers zitten tegenover een televisietoestel waar de volgende informatie opstaat: een teller die op ƒ 1200 begint en naar nul aftelt, een tijdbalk die de speeltijd aangeeft en twaalf vakjes met de cijfers 1 tot en met 12 waarin de beginletters worden genoteerd van de antwoorden op de door de spelleidster aan de spelers gestelde vragen. De spelers kunnen niet zien of hun antwoord goed of fout is. Als een vraag is gesteld en geen van beide spelers het antwoord weet, kan het antwoord worden gekocht voor ƒ 250 of kan speler B het antwoord opzoeken in een van de naslagwerken. Tijdens het opzoeken trekt de geldteller één gulden per seconde af. De teller stopt als speler B een bel laat horen.
3.4. De aan de spelers gestelde vragen gaan over alle mogelijke onderwerpen zoals geschiedenis, kunst, wetenschap of actualiteit. De vragen kunnen worden geïllustreerd met filmfragmenten, foto's of tekenfilmpjes.
3.5. Bij het ingaan van de laatste twee minuten van de speeltijd klinkt een signaal. Op dat moment moeten de spelers naar het woord gaan zoeken, ongeacht hoeveel letters ze hebben. De beginletters van de antwoorden waaruit uiteindelijk het woord zal moeten worden gevormd, staan in willekeurige volgorde. De goede volgorde van de letters is te koop voor ƒ 25 per letter.
3.6. Bij negen goede antwoorden ontvangen de spelers een bonus van ƒ 200. Als de spelers het woord niet raden, hebben ze in elk geval verloren en verdienen ze geen geld. Het spel is afgelopen als de spelers binnen de tijd het woord hebben gevonden of geraden. Dan wordt bezien hoeveel geld het team over heeft (hierna: de eindscore).
3.7. Als het andere team, dat het spel van hun tegenstanders niet heeft kunnen volgen en dus ook hun eindscore niet kent, ook het woord vindt of raadt, wordt het spel gewonnen door het team met de hoogste eindscore. Het team dat verliest maar wel het woord heeft geraden wint een bedrag gelijk aan de eindscore van de gewonnen ronde.
3.8. Een team kan maximaal drie rondes spelen. Het is verplicht na een gewonnen eerste ronde ook de tweede ronde te spelen. Na de tweede ronde kan het team stoppen. Het wint dan een bedrag gelijk aan het totaal van de eindscores van de beide rondes, vermenigvuldigd met drie. Het team dat alle drie de rondes wint, krijgt een bedrag gelijk aan het totaal van de eindscores vermenigvuldigd met zes.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in zijn bezwaar is verklaard en voorts, indien het Hof tot een ontkennende beantwoording van die vraag komt, of terecht inhouding van kansspelbelasting heeft plaatsgevonden, welke vragen belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoord.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
5. Conclusies van partijen
5.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot ontvankelijkverklaring in het bezwaar en ongedaanmaking van de inhouding van kansspelbelasting.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Artikel 1, aanhef en onderdeel b van de Wet op de kansspelbelasting (hierna: de Wet) luidt als volgt:
"Onder de naam 'kansspelbelasting' wordt een directe belasting geheven van de gerechtigden tot de prijzen van binnenlandse kansspelen, niet zijnde casinospelen."
Artikel 6, leden 1 tot en met 3, van de Wet luiden als volgt:
"-1. In de gevallen waarin artikel 1, letter b, van toepassing is, wordt de belasting geheven door inhouding op de prijs.
-2. Inhoudingsplichtige is degene die de prijs verschuldigd is.
-3. De inhoudingsplichtige is verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop de prijs ter beschikking is gesteld."
6.2. Artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen luidt:
"In afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het instellen van bezwaar of beroep aan:
a. (...)
b. met ingang van de dag na die van de voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht."
6.3. Naar 's Hofs oordeel is in het onderhavige geval de termijn voor het instellen van bezwaar aangevangen de dag na die waarop de VARA, als inhoudingsplichtige, te kennen heeft gegeven dat het door belanghebbende gewonnen bedrag, verminderd met de ingehouden kansspelbelasting, te zijner beschikking stond. Van terbeschikkingstelling is sprake indien de debiteur een zodanige handeling verricht dat de rechthebbende op het bedrag de beschikkingsmacht daarover krijgt en de debiteur deze verliest. De verzending van de brief van 15 juni 1999 van de VARA aan belanghebbende, waarin de VARA aangaf dat het gewonnen bedrag zo spoedig mogelijk op zijn bankrekening zou worden gestort, moet als zodanige handeling worden aangemerkt.
6.4. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn door de Inspecteur is ontvangen. Bij verzending per post is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In dit geval eindigde de termijn op 27 juli. Nu het bezwaarschrift niet binnen een week na afloop van de termijn door de Inspecteur is ontvangen, is het reeds daarom niet tijdig ingediend.
6.5. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat belanghebbende in verzuim is geweest, is niet gebleken. Weliswaar is op vorenvermelde brief van de VARA geen rechtsmiddelverwijzing in de zin van artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen, doch dit kan belanghebbende niet baten, aangezien voornoemd artikel zich slechts richt tot bestuursorganen, waartoe de VARA niet behoort. Hetgeen belanghebbende overigens te berde heeft gebracht, kan hem evenmin baten.
6.6. Op grond van het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat de Inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in het bezwaar heeft verklaard.
7. Ten overvloede overweegt het Hof als volgt.
7.1. Artikel 2, lid 1, van de Wet luidt, voor zover in het onderhavige geval van belang, als volgt:
"-1. Onder kansspelen wordt verstaat gelegenheden, gegeven tot mededinging naar:
a. prijzen en premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen (...)
(...)"
7.2. Naar 's Hofs oordeel kan belanghebbende worden toegegeven dat het spel "Twee voor Twaalf" als kennisquiz is aan te merken, doch dat laat onverlet dat het moet worden aangemerkt als een kansspel in de zin van bovengenoemde bepaling, nu de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed op hun eindscore kunnen uitoefenen, laat staan op dat van hun tegenstanders. Het Hof heeft bij de vorming van dit oordeel het volgende in aanmerking genomen:
- de te stellen vragen hebben betrekking op alle mogelijke onderwerpen, zodat specifieke kennis omtrent een of meerdere onderwerpen van de deelnemer nauwelijks van betekenis kan worden geacht voor de eindscore;
- het gebied van de onderwerpen waarover men kan worden ondervraagd is zo ruim dat een deelnemer redelijkerwijs niet kan verwachten dat hij en/of zijn teamgenoot zoveel goede antwoorden op de te stellen vragen kunnen geven zij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het woord zullen vinden of raden;
- het winnen van een geldbedrag is mede afhankelijk van de omstandigheid hoeveel vragen de spelleidster aan het team stelt waarop zij het antwoord direct weten, op welke omstandigheid de deelnemer geen invloed kan uitoefenen;
- de deelnemer is niet alleen afhankelijk van zijn eigen vaardigheden doch ook van die van zijn teamgenoot,
- de deelnemer kan geen invloed uitoefenen op het aanwijzen van de winnaar, immers winnaar is het team dat na een spelronde het woord heeft geraden en tevens de hoogste eindscore heeft behaald. De deelnemer kan wellicht de eigen score enigszins beïnvloeden, doch op het raden of vinden van het woord en de eindscore van zijn tegenstanders heeft hij geen enkele invloed.
8. Gelet op het voorgaande moet worden beslist als hierna vermeld.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld op 29 mei 2002 door mr. Vonk. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Lader.
(Lader)
(Vonk)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
blz. 7/7