BNB 1994/83
HR, 12-01-1994, nr. 29 558
HR 12-01-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC5566, m.nt. G.J. van Leijenhorst
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 1994
- Magistraten
Stoffer; Wildeboer; Zuurmond; Herrmann; Fleers
- Zaaknummer
29 558
- Noot
G.J. van Leijenhorst
- LJN
ZC5566
- JCDI
JCDI:ADS887197:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC5566, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑1994
- Wetingang
Art. 273 gemeentewet; art. 5a, vijfde lid, Wet ARB
Samenvatting
Onroerende-zaakbelasting. Motiveringsgebrek met betrekking tot de vaststelling van het belastingobject
Belanghebbende is aangeslagen in de onroerende-zaakbelasting wegens het genot krachtens zakelijk recht van een winkelpand, bestaande in een zelfstandig te gebruiken gedeelte van een winkelcomplex. Naar 's Hofs oordeel zijn de centrale hal en het parkeerdak, behorende tot het complex, niet als zodanig in de aanslag betrokken. Een bij de stukken aanwezige brief laat echter geen andere gevolgtrekking toe dan dat die onderdelen wel als zodanig in de aanslag zijn betrokken.
HR: indien centrale hal en parkeerdak voor de onroerende-zaakbelastingen afzonderlijke belastingobjecten zijn, hetgeen het Hof in het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.