FED 1993/621
Aan belanghebbende is bij beschikking van de kantonrechter een vergoeding toegekend van f 685 000 wegens financiële schade als gevolg van carrièrebreuk en/of pensioenbreuk en een vergoeding van f 25 000 wegens immateriële schade. Beide vergoedingen worden aangemerkt als loon in de zin van art. 10 LB 1964. Een redelijke bewijslast brengt met zich mee dat belanghebbende moet aantonen dat de immateriële schadevergoeding van f 25 000 strekt tot betering van eer en goede naam. Daarin is belanghebbende niet geslaagd.
HR 26-05-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5364, m.nt. D.H.E. van Ruller
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 mei 1993
- Magistraten
Wildeboer; Urlings; Herrmann
- Zaaknummer
29 057
- Noot
D.H.E. van Ruller
- LJN
ZC5364
- JCDI
JCDI:ADS238646:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Loonbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC5364, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑05‑1993
- Wetingang
Essentie
Aan belanghebbende is bij beschikking van de kantonrechter een vergoeding toegekend van f 685 000 wegens financiële schade als gevolg van carrièrebreuk en/of pensioenbreuk en een vergoeding van f 25 000 wegens immateriële schade. Beide vergoedingen worden aangemerkt als loon in de zin van art. 10 LB 1964. Een redelijke bewijslast brengt met zich mee dat belanghebbende moet aantonen dat de immateriële schadevergoeding van f 25 000 strekt tot betering van eer en goede naam. Daarin is belanghebbende niet geslaagd.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting 1990.
Vaststaat:
2.1. Belanghebbende die thans 49 jaar oud is, was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.