FED 1993/621:Aan belanghebbende is bij beschikking van de kantonrechter een vergoeding toegekend van f 685 000 wegens financiële schade als gevolg van carrièrebreuk en/of pensioenbreuk en een vergoeding van f 25 000 wegens immateriële schade. Beide vergoedingen worden aangemerkt als loon in de zin van art. 10 LB 1964. Een redelijke bewijslast brengt met zich mee dat belanghebbende moet aantonen dat de immateriële schadevergoeding van f 25 000 strekt tot betering van eer en goede naam. Daarin is belanghebbende niet geslaagd.