FED 1992/415
De belanghebbende was huurder van de kleinste van de vier kamers waarin het huis was opgedeeld. Hij was niet de huurder die het langst in het huis woonde. Hof: de aanslag in de reinigingsrechten die aan hem is opgelegd moet worden vernietigd wegens strijd met het verbod op willekeur. HR: Niet van belang is, of de belanghebbende met een of meer anderen een gezamenlijke huishouding voert dan wel een huishouding voor zich alleen heeft. In beide gevallen kan hem een aanslag in het reinigingsrecht worden opgelegd.
HR 26-02-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC4901, m.nt. W.J.N.M. Snoijink
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 februari 1992
- Magistraten
Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings; Herrmann
- Zaaknummer
27 935
- Noot
W.J.N.M. Snoijink
- LJN
ZC4901
- JCDI
JCDI:ADS209613:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Milieubelastingen (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:ZC4901, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑02‑1992
- Wetingang
Art. 277 gemeentewet (reinigingsrechten)
Essentie
De belanghebbende was huurder van de kleinste van de vier kamers waarin het huis was opgedeeld. Hij was niet de huurder die het langst in het huis woonde. Hof: de aanslag in de reinigingsrechten die aan hem is opgelegd moet worden vernietigd wegens strijd met het verbod op willekeur. HR: Niet van belang is, of de belanghebbende met een of meer anderen een gezamenlijke huishouding voert dan wel een huishouding voor zich alleen heeft. In beide gevallen kan hem een aanslag in het reinigingsrecht worden opgelegd.
Uitspraak
Het geschil betreft de voor het jaar 1988 opgelegde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.