FED 1989/386
In het onderhavige geval is door de ontzanding van een gedeelte van een terrein, de sloop van een boerderij en de aanleg van een kleine houtwal geen goed ontstaan dat te voren niet bestond. Daartoe is met betrekking tot het onderhavige onroerend goed nodig dat door de ontzanding in samenhang met de overige werkzaamheden hetzij in de overige aanwendingsmogelijkheden van het onroerend goed, hetzij in het uiterlijk en de inrichting van het landschap een ingrijpende wijziging is gebracht. De levering van het onroerend goed is mitsdien niet belast op de voet van art. 11, eerste lid, letter a, 1e, van de Wet OB 1968.
HR 26-04-1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC4025, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 1989
- Magistraten
Royer; Jansen; Linde, Van Der; Baardman; Korthals Altes
- Zaaknummer
25 315
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
ZC4025
- JCDI
JCDI:ADS206627:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:ZC4025, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑1989
- Wetingang
Art. 3, eerste lid, letters c en h, en art. 11, eerste lid, letter a, Wet OB 1968
Essentie
In het onderhavige geval is door de ontzanding van een gedeelte van een terrein, de sloop van een boerderij en de aanleg van een kleine houtwal geen goed ontstaan dat te voren niet bestond. Daartoe is met betrekking tot het onderhavige onroerend goed nodig dat door de ontzanding in samenhang met de overige werkzaamheden hetzij in de overige aanwendingsmogelijkheden van het onroerend goed, hetzij in het uiterlijk en de inrichting van het landschap een ingrijpende wijziging is gebracht. De levering van het onroerend goed is mitsdien niet belast op de voet van art. 11, eerste lid, letter a, 1e, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.