Rb. Haarlem, 25-11-2008, nr. 08/2832
ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4153
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
25-11-2008
- Zaaknummer
08/2832
- LJN
BH4153
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4153, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑11‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑11‑2008
Inhoudsindicatie
Vermindering aanslag OZB als gevolg van juist toepassing van amendement-De Pater
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/2832
Uitspraakdatum: 25 november 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
De stichting X, gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: A, verbonden aan B BV,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Naarden, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag ten bedrage van € (aanslagnummer :) in de onroerende-zaakbelastingen (verder te noemen: OZB) gebruikersdeel opgelegd ter zake van het verzorgingshuis De Veste te Naarden (verder te noemen: het object). De aanslag is opgelegd naar een heffingsmaatstaf van
€ 3.300.000.
Verweerder heeft de heffingsmaatstaf op 30 september 2006 verminderd naar € 2.648.000 en de aanslag verminderd naar € 2.753,40.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 februari 2008, verzonden op 14 februari 2008, de aanslag verminderd tot een bedrag van € 1.261, gebaseerd op vermindering van de heffingsmaatstaf met € 1.435.000.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 maart 2008, ontvangen bij de rechtbank per fax op
14 maart 2008 en per post op 17 maart 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2008 te Amsterdam. Namens eiseres is verschenen A, verbonden aan BBV. Namens verweerder is verschenen C. De gemachtigde van eiseres heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is gebruiker van het object. Het object is aan te merken als een gemengd object als bedoeld in artikel 220f, achtste lid (tekst voor het jaar 2006), van de Gemeentewet. Het betreft een verzorgingshuis, gelegen op een kavel grond van m². De opstal is op te splitsen in een deel dat in hoofdzaak tot woning dient (verder te noemen: woondeel) van 69,7% en een deel dat niet in hoofdzaak tot woning dient (verder te noemen: niet-woongedeelte) van 30,3%.
2.2. Aan het object is voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 een waarde als bedoeld in de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) toegekend van € 2.648.000.
2.3. Verweerder heeft in bezwaar de door eiseres verschuldigde OZB voor gebruikers berekend, uitgaande van de verminderde woz-waarde als heffingsmaatstaf en de hiervoor genoemde verdeling van de opstal, en met een toerekening van 100% van de grond aan het niet-woongedeelte.
3. Geschil
3.1. In geschil is of verweerder de vermindering van artikel 220f, achtste lid, van de Gemeentewet juist heeft toegepast en daarbij terecht geen gedeelte van de grond aan het woondeel heeft toegerekend. Indien het antwoord bevestigend luidt, is niet in geschil dat het verminderingspercentage 69,7% als bedoeld in artikel 220f, achtste lid, bedraagt.
3.2. Eiseres heeft zich onder meer beroepen op de opvatting van de Waarderingskamer ter zake, de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 januari 2007 (procedurenummer 06/5252, LJN: AZ9888, BNB 2007/596) en de informatie die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter zake geeft op haar website.
3.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de grond in zijn geheel buiten beschouwing dient te blijven voor de bepaling van de grootte van de vrijstelling voor het gebruikersdeel van de OZB.
3.4. Voor de verdere standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Partijen zijn het er over eens dat de naam van de belastingplichtige onjuist is geschreven op de aanslag, te weten als Stichting A te Naarden. Nu partijen het erover eens zijn dat sprake is van een verschrijving, moet de rechtbank er van uitgaan dat de aanslag is opgelegd aan de juiste gebruiker en dat eiseres terecht in bezwaar is ontvangen.
4.2.1. In artikel 220 van de Gemeentewet, zoals dit artikel per 1 januari 2006 is gaan luiden, is onder meer het volgende bepaald:
“Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken kunnen onder de naam onroerende-zaakbelastingen worden geheven:
a. een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken”
4.2.2. Het achtste lid van artikel 220f luidde – voor zover hier van belang – van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 als volgt:
“De aanslag van de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a, kan worden verminderd met het percentage van de waarde van de onroerende zaak dat kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. (..)”
4.2.3. In artikel 220e van de Gemeentewet, in werking getreden per 1 januari 2007, is het volgende bepaald:
“In afwijking van artikel 220c wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelasting bedoeld in artikel 220, onderdeel a, buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.”
Dit artikelonderdeel is ingevoerd bij amendement van het Kamerlid De Pater.
4.3. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in een brief aan haar leden van 4 januari 2006 (MARZ/Bel/U200600001, onderwerp: wetswijziging onroerende-zaakbelastingen) onder meer het volgende meegedeeld omtrent het zogenoemde amendement-De Pater:
“(..)
4. Niet-woningen met woondelen (amendement-De Pater)
Indien de waarde van de woondelen van een onroerende zaak minder dan 70% uitmaakt van de totale waarde van die onroerende zaak, is sprake van een niet-woning voor de OZB. Deze onroerende zaken, zoals boerderijen en verzorgingstehuizen, worden dus naar het tarief voor niet-woningen aangeslagen en zouden zonder nadere regeling niet profiteren van de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB op woningen. Door aanvaarding van een amendement van Tweede Kamerlid De Pater-Van der Meer is een regeling getroffen voor deze niet-woningen: het woondeel wordt (is) belastingvrij voor de gebruikersbelasting niet-woningen. De regeling is definitief in 2007. De Tweede Kamer vond de regeling voor 2006 niet zonder meer uitvoerbaar, maar wilde deze toch al invoeren. Daarom is voor 2006 een afwijkende regeling getroffen.
(..)
Bij de bepaling van de waarde van de woondelen van een onroerende zaak moet ook worden beoordeeld of andere objectdelen (zoals een berging of een stuk grond of erf) tot de woondelen behoren. De waarde van het woondeel kan wellicht worden afgeleid uit het taxatieverslag niet-woningen. (..)
4.1 Regeling voor 2006
Voor 2006 geldt de volgende regeling: de belastingaanslag kan worden verminderd met het percentage van de waarde van het woondeel in de totale waarde van de onroerende zaak. Het amendement gaat ervan uit dat dit in 2006 op aanvraag gebeurt. (..).”
4.4. De Waarderingskamer heeft ter zake van gemengde objecten voor de toerekening van grond een vuistregel geformuleerd (neergelegd in een stuk inzake “OZB-gebruikers bij panden met bijzondere woonfunctie (gewijzigd 3 maart 2006)”, kenbaar uit de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 januari 2007, LJN: AZ9888), die inhoudt dat de waarde van de grond in de meeste gevallen naar rato van de verdeling van de waarde van de gebouwen verdeeld kan worden in een woondeel en een niet-woongedeelte, tenzij er argumenten zijn om in het specifieke geval daarvan af te wijken.
4.5. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat zijn standpunt om geen grond aan het woondeel toe te rekenen uitsluitend is gebaseerd op de vrijblijvendheid van de toepassing van het amendement-De Pater in 2006. De gemeente Naarden heeft er wel voor gekozen het voornoemde amendement toe te passen in 2006 en heeft hiervoor financiële compensatie aangevraagd en ontvangen van het Rijk. Verweerder voert echter aan dat de gemeente niet verplicht was het amendement toe te passen op exploitanten van verzorgingshuizen, zoals eiseres, nu met deze groep gebruikers bij de aanvraag van de compensatie in het geheel geen rekening was gehouden. De gemeente heeft zich volgens verweerder coulant opgesteld jegens eiseres door onverplicht 69,7% van de opstal als woondeel vrij te stellen van het gebruikersdeel OZB. Met ingang van 2007 wordt ook 69,7% van de grond aan het woondeel toegerekend en vrijgesteld van het gebruikersdeel OZB, omdat de wet dit met ingang van dat jaar voorschrijft. Verweerder heeft voorts ter zitting desgevraagd meegedeeld dat in 2006 van de in zijn gemeente aanwezige gemengde objecten als boerenbedrijven wel het woondeel van zowel de opstal als de grond werd vrijgesteld van het gebruikersdeel OZB.
4.6.1. Uit hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, volgt dat de gemeente Naarden c.q. de heffingsambtenaar, ervoor heeft gekozen om wel uitvoering te geven aan het amendement-De Pater en derhalve gebruik te maken van de in artikel 220f, achtste lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid. Tussen partijen is niet in geschil dat het object evenzeer als een boerenbedrijf een gemengd object is. De rechtbank ziet niet in waarom in het geval van een object als het onderhavige geen grond kan worden toegerekend aan het woondeel. Ter zitting heeft verweerder zijn in het verweerschrift opgenomen andersluidend standpunt opgegeven. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding de vuistregel die de Waarderingskamer terzake heeft geformuleerd, bij de verdeling van grond tussen woondeel en niet-woongedeelte, in een situatie als de onderhavige niet toe te passen. Bijzondere omstandigheden om daarvan in dit geval af te wijken zijn, zo heeft verweerder ter zitting in wezen ook erkend, niet aan de orde. Het staat verweerder dan onder de gegeven omstandigheden niet vrij om met een beroep op het financiële nadeel dat voor hem zou ontstaan, het amendement-De Pater wel volledig toe te passen op de ene categorie gemengde objecten en slechts beperkt op een andere categorie gemengde objecten. De tekst en de strekking van artikel 220f, achtste lid, van de Gemeentewet laten geen ruimte voor het toepassen van de daar gegeven bevoegdheid op de gedifferentieerde wijze die verweerder verdedigt. Een dergelijke toepassing moet bovendien als in strijd met het verbod van willekeur worden aangemerkt.
4.6.2. Dat de gemeente, vanwege de onduidelijkheid die bij haar zou hebben bestaan over de strekking van het amendement-De Pater, bij de berekening van de door haar aan te vragen compensatie slechts heeft gedacht aan andere bedrijven c.q. andere gemengde objecten dan verzorgingshuizen en als gevolg daarvan door een bredere toepassing financiële schade lijdt, maakt het bovenstaande niet anders. Deze vergissing ligt binnen haar risicosfeer en dient derhalve voor haar rekening te komen.
4.7. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Partijen zijn het erover eens dat met juiste toepassing van het amendement-De Pater de aanslag moet worden verminderd met 69,7% van € 2.753,40 = € 1.919,12.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bestreden aanslag OZB gebruikers tot € 834,28 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de gemeente Naarden aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de gemeente Naarden het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 25 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. J.L. Bruinsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.