FED 1983/1811
Strekking art. 37, eerste lid. HR: dit dient aldus te worden verstaan, dat een bel.pl., die heeft doen blijken - hetgeen wil zeggen: overtuigend heeft aangetoond - dat zijn op de inkomsten uit arbeid betrekking hebbende aftrekbare kosten vier percent van zijn inkomsten uit tegenwoordige arbeid of f 800 te boven gaan, ten aanzien van het meerdere ermede kan volstaan, overeenkomstig hetgeen in het algemeen geldt voor het bewijs in belastingzaken, het werkelijke bedrag van de kosten aannemelijk te maken.
HR 26-01-1983, ECLI:NL:HR:1983:AW8992, m.nt. E.P.J. Wasch
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 januari 1983
- Magistraten
Dijk, Van; Vucht, Van; Vorm, Van Der; Bloembergen; Baardman
- Zaaknummer
21 507
- Noot
E.P.J. Wasch
- LJN
AW8992
- JCDI
JCDI:ADS201100:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1983:AW8992, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑01‑1983
- Wetingang
Art. 37 Wet IB 1964
Essentie
Strekking art. 37, eerste lid. HR: dit dient aldus te worden verstaan, dat een bel.pl., die heeft doen blijken - hetgeen wil zeggen: overtuigend heeft aangetoond - dat zijn op de inkomsten uit arbeid betrekking hebbende aftrekbare kosten vier percent van zijn inkomsten uit tegenwoordige arbeid of f 800 te boven gaan, ten aanzien van het meerdere ermede kan volstaan, overeenkomstig hetgeen in het algemeen geldt voor het bewijs in belastingzaken, het werkelijke bedrag van de kosten aannemelijk te maken.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting 1977.
Vaststaat:
belangh. is districtaccountant A; als zodanig is hij belast ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.