HR, 17-12-2004, nr. 38 955
ECLI:NL:HR:2004:AR7742
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-12-2004
- Zaaknummer
38 955
- LJN
AR7742
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2004:AR7742, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑12‑2004; (Cassatie)
- Wetingang
art. 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2005/1.1
V-N 2004/67.9 met annotatie van Redactie
NTFR 2005/48 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Uitspraak 17‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen opgelegd buiten de vijfjaarstermijn. Hof grijpt ten onrechte ambtshalve in.
Nr. 38.955
17 december 2004
BK
gewezen op het beroep in cassatie van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 december 2002, nr. BK-01/02, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslagen in de overschotheffing.
1. Naheffingsaanslagen, bezwaren en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1988 tot en met 1995 naheffingsaanslagen in de overschotheffing opgelegd, welke naheffingsaanslagen, na daartegen gemaakte bezwaren, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken en de naheffingsaanslagen inzake de jaren 1988, 1989 en 1990 vernietigd, en de uitspraken inzake de overige jaren bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende voor het Hof niet heeft aangevoerd dat in 1996, het jaar waarin de onderwerpelijke naheffingsaanslagen zijn opgelegd, de naheffingsbevoegdheid van de Inspecteur met betrekking tot de jaren 1988, 1989 en 1990 was vervallen. Het Hof heeft evenwel, ambtshalve, geoordeeld dat de Inspecteur die bevoegdheid in 1996 wegens overschrijding van de termijn van artikel 20, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen miste. Terecht wordt dit oordeel in cassatie bestreden met de klacht dat overschrijding van de aanslagtermijn slechts tot vernietiging behoort te leiden indien de belanghebbende een beroep heeft gedaan op die overschrijding, en dat de rechter derhalve niet ambtshalve tot vernietiging behoort over te gaan van aanslagen op de grond dat die buiten de daarvoor geldende termijn zijn opgelegd.
3.2. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven voorzover deze de naheffingsaanslagen over de jaren 1988, 1989 en 1990 betreft. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De grieven van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur op de bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen over de jaren 1988, 1989 en 1990 zijn ongegrond, zulks om dezelfde redenen als het Hof gegeven heeft voor de ongegrondverklaring van het beroep van belanghebbende voorzover dat gericht is tegen de uitspraken van de Inspecteur op de bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen over de jaren 1991, 1992, 1993, 1994 en 1995.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch enkel voorzover daarbij de uitspraken en de naheffingsaanslagen inzake de jaren 1988, 1989 en 1990 zijn vernietigd, en
verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende die naheffingsaanslagen ingestelde beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2004.