BNB 1991/121
HR, 19-12-1990, nr. 26 759
HR 19-12-1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4493, m.nt. Laeijendecker
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 december 1990
- Magistraten
Dijk, Van; Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings
- Zaaknummer
26 759
- Noot
Laeijendecker
- LJN
ZC4493
- JCDI
JCDI:ADS886809:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:ZC4493, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑12‑1990
- Wetingang
(Algemeen: fraus legis; art. 5, eerste lid, SW 1956)
Samenvatting
Aan erfgename bij testament opgelegde last om aan ieder van haar kinderen een geldsom te betalen onder het voorbehoud dat zij zelf het vruchtgebruik van de vorderingen van de kinderen zou hebben.
Bij een testament waarin belanghebbende heeft berust heeft de erflater aan haar, zijn dochter die een van zijn erfgenamen is, de verplichting opgelegd aan ieder van haar kinderen een geldsom te betalen. Van die door haar te betalen geldsommen heeft de erflater haar het vruchtgebruik gelegateerd.
HR: deze making kan niet anders worden opgevat dan dat erflater aan belanghebbende de last heeft opgelegd aan haar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.