FED 1991/519
HR, 12-06-1991, nr. 26 485
HR 12-06-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4620
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 juni 1991
- Magistraten
Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings; Zuurmond
- Zaaknummer
26 485
- LJN
ZC4620
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC4620, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑06‑1991
- Wetingang
Art. 24 Wet IB 1964
Uitspraak
Uit de aangifte inkomstenbelasting 1985 van belanghebbende, X, blijkt, dat hij een zodanig bedrag aan rente heeft genoten dat het vermoeden rijst, dat hem over voor voorgaande jaren ten onrechte geen aanslagen zijn opgelegd. Op door de inspecteur dienaangaande gestelde vragen antwoordt X onder meer dat hij in 1983 f a aan rente heeft genoten. X bestrijdt de hem vervolgens opgelegde navorderingsaanslag met een beroep op Resolutie BNB 1988/99.
Het Hof 's-Gravenhage stelt X in het gelijk.
Op het beroep in cassatie van de staatssecretaris overweegt de Hoge Raad:
Het bepaalde in punt 7, 7e alinea, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.