Eén van de beginselen van het Nederlandse recht is dat een schuldeiser een vordering op zijn schuldenaar alleen kan verhalen op het vermogen van die schuldenaar en niet op goederen van derden, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt. Dit beginsel is neergelegd in artikel 3:276 van het BW. De meest ingrijpende uitzondering op voormeld beginsel vormt het bodemrecht van de fiscus, opgenomen in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990. Deze uitzonderingsregel houdt in dat bepaalde zaken die aan een derde toebehoren, kunnen worden uitgewonnen voor de belastingschuld van de belastingschuldige. De derde-rechthebbende op de zaken wordt in dat verband het recht van verzet tegen de beslaglegging ontzegd, zo bepaalt artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990. Ondanks deze beperking van verzet, is verzet door de derde wel mogelijk. Zie aant. 2.
Ook met betrekking tot de invordering ten aanzien van aansprakelijkgestelden, beschikt de ontvanger over het bodemrecht (zie artikel 53, eerste lid, Invorderingswet 1990).
Wat vindt u in deze Vakstudie?
1. Achtergrond en geschiedenis van artikel 22
Deze aantekening bespreekt het fiscale bodemrecht van artikel 22 van de Invorderingswet 1990. In aant.1.2 wordt de ontstaansgeschiedenis van de bepaling besproken. Aant. 1.3 geeft een overzicht van de verschenen literatuur met betrekking tot het bodemrecht. Vervolgens gaat aant. 1.4 in op doel en strekking van het bodemrecht. De context van artikel 22 van de Invorderingswet 1990 met andere bepalingen wordt behandeld in aant. 1.6. Aant. 1.20 is gewijd aan Parlementaire varia rondom het bodemrecht.
Om de bodemrechtconstructies te bestrijden is per 1 januari 2013 het bodemrecht aangevuld met een mededelingsplicht opgenomen in artikel 22bis. Zie in dat kader het artikelsgewijs commentaar op artikel 22bis Invorderingswet 1990. Per 1 januari 2021 geldt het bodemrecht ook als het gaat om invordering van bronbelasting. Zie aant. 1.2.1.
2. Rechtsbescherming bij artikel 22
Aant. 2 gaat in op de in artikel 22 van de Invorderingswet 1990 opgenomen regels omtrent rechtsbescherming. Allereerst komt in aant. 2.1 aan de orde de vraag of de ontvanger die goederen in beslag neemt ten laste van een belastingschuldige, verplicht is om na te gaan of zich onder de in beslag genomen goederen, goederen van derden bevinden. Vervolgens wordt in aant. 2.3 ingegaan op de rechtsmiddelen die een derde heeft om op te komen tegen een gelegd bodembeslag. Zo komt in aant. 2.3.1 de specifieke beroepsprocedure op grond van artikel 22 van de Invorderingswet 1990 aan de orde. Aant. 2.3.2-2.3.5 gaan in op het verzet dat de derde kan instellen tegen een gelegd bodembeslag op grond van artikel 435, derde lid, artikel 438 en artikel 456 van het Wetboek van BRv. In aant. 2.3.3 komt de samenloop aan de orde tussen een verzet ex artikel 435, derde lid, van het Wetboek van BRv en een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Vervolgens wordt in aant. 2.4 aandacht besteed aan de onmogelijkheid van de derde bezwaar in te stellen tegen de aanslag waarvoor bodembeslag is gelegd.
3. Beleidsmatige beperking van het bodemrecht
Aant. 3 is gewijd aan de beleidsmatige beperking van het bodemrecht. Voor het bodemrecht in relatie tot huwelijkssituaties en samenlevingsverbanden, zie aant. 3.1.1, het bodemrecht als sprake is van samenspanning, zie aant. 3.1.2, het bodemrecht in relatie tot bedrijfsinmenging, zie aant. 3.1.3, en het bodemrecht in relatie tot verschillende leveringsvormen, zie aant. 3.1.5 onderscheidenlijk 3.1.17.
4. Wettelijke beperkingen bij toepassing van het bodemrecht
In aant. 4 komen onder meer de wettelijke beperkingen in het kader van de toepassing van het bodemrecht aan de orde, de constructies die de werking van het bodemrecht beperken. Zo gaat aant. 4.1 in op het terugvorderingsrecht van de oorspronkelijke eigenaar en worden in aant. 4.2 de soorten belastingen opgesomd waarvoor het bodemrecht geldt. Vervolgens gaan aant. 4.6-4.8 in op wat onder bodemzaken dient te worden verstaan. Het begrip 'stoffering' komt aan bod in aant. 4.9 en in aant. 4.17 wordt het begrip 'bodem' besproken. Daarna komen in aant. 4.19 de constructies aan de orde die de werking van het bodemrecht beperken. Aant. 4.19.1 gaat in op het wegvoeren van nog niet beslagen bodemzaken en in aant. 4.19.2 komt de bodemverhuurconstructie aan de orde. De afstandsconstructie wordt besproken in aant. 4.19.3 en de voldoeningsconstructie in aant. 4.19.4.Ten slotte gaat aant. 4.20 in op de vraag wanneer het bodemrecht eindigt en zijn in aant. 4.21 en 4.22 onderscheidenlijk aan de orde de vraag of het mogelijk is herhaald bodembeslag te leggen en de vraag of al dan niet tot vergoeding bij executie van roerende zaken van de derde moet worden overgegaan.
5. Herijking bodemrecht
Aant. 5 is gewijd aan de herijking van het fiscale bodemrecht. In aant. 5.1 wordt ingegaan op de commissie-Houwing. Aant. 5.2 e.v. besteedt aandacht aan het rapport van de interdepartementale Werkgroep Voorrecht en Bodemrecht. In aant. 5.3 e.v. wordt het wetsvoorstel 22 942 besproken, waarin onder meer is voorgesteld het fiscale bodemrecht in de vorm van een bijzonder verhaalsrecht te vervangen. Vervolgens gaat aant. 5.4 in op het MDW-projekt, in welk project een belangrijk punt van discussie is het al dan niet handhaven van het fiscale bodemrecht. Tenslotte wordt in aant. 5.5 ingegaan op de brede heroverwegingen, rapport 16, waarin is voorgesteld het bodemrecht te laten vervallen en te vervangen door een wettelijk pandrecht op handelsvorderingen. Zie tevens aant. 1.20.11 (alsmede artikel 70 aant. 1.22) alwaar het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2022 aan bod komt, waarin is voorgesteld om het bodemrecht opnieuw te bezien in het brede kader van de herijking van het faillissementsrecht door het ministerie van Justitie en Veiligheid.
6. Beleidsvoorschriften
Een aantal beleidsregels is opgenomen in de Leidraad Invordering 2008 (besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137.M, Stcrt. 2008/122). Daarnaast zijn intern werkende instructieregels opgenomen in de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders.
7. Douanewetboek van de Europese Unie (DWU)
Het bodemrecht kan ook worden toegepast in geval van uitnodigingen tot betaling van douanevorderingen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakstudie Invorderingswet, art. 22 Invorderingswet 1990, aant. 1.1
Aant. 1.1 Inleiding
Actueel t/m 02-12-2024
02-12-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/130, V-N 2024/54.54
01-06-1990 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22 Invorderingswet 1990, aant. 1.1
Invordering / Verhaalsrecht
bodemrecht
Invorderingswet 1990 artikel 22
Beschouwing
Inleiding
Eén van de beginselen van het Nederlandse recht is dat een schuldeiser een vordering op zijn schuldenaar alleen kan verhalen op het vermogen van die schuldenaar en niet op goederen van derden, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt. Dit beginsel is neergelegd in artikel 3:276 van het BW. De meest ingrijpende uitzondering op voormeld beginsel vormt het bodemrecht van de fiscus, opgenomen in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990. Deze uitzonderingsregel houdt in dat bepaalde zaken die aan een derde toebehoren, kunnen worden uitgewonnen voor de belastingschuld van de belastingschuldige. De derde-rechthebbende op de zaken wordt in dat verband het recht van verzet tegen de beslaglegging ontzegd, zo bepaalt artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990. Ondanks deze beperking van verzet, is verzet door de derde wel mogelijk. Zie aant. 2.
Ook met betrekking tot de invordering ten aanzien van aansprakelijkgestelden, beschikt de ontvanger over het bodemrecht (zie artikel 53, eerste lid, Invorderingswet 1990).
Wat vindt u in deze Vakstudie?
1. Achtergrond en geschiedenis van artikel 22
Deze aantekening bespreekt het fiscale bodemrecht van artikel 22 van de Invorderingswet 1990. In aant.1.2 wordt de ontstaansgeschiedenis van de bepaling besproken. Aant. 1.3 geeft een overzicht van de verschenen literatuur met betrekking tot het bodemrecht. Vervolgens gaat aant. 1.4 in op doel en strekking van het bodemrecht. De context van artikel 22 van de Invorderingswet 1990 met andere bepalingen wordt behandeld in aant. 1.6. Aant. 1.20 is gewijd aan Parlementaire varia rondom het bodemrecht.
Om de bodemrechtconstructies te bestrijden is per 1 januari 2013 het bodemrecht aangevuld met een mededelingsplicht opgenomen in artikel 22bis. Zie in dat kader het artikelsgewijs commentaar op artikel 22bis Invorderingswet 1990. Per 1 januari 2021 geldt het bodemrecht ook als het gaat om invordering van bronbelasting. Zie aant. 1.2.1.
2. Rechtsbescherming bij artikel 22
Aant. 2 gaat in op de in artikel 22 van de Invorderingswet 1990 opgenomen regels omtrent rechtsbescherming. Allereerst komt in aant. 2.1 aan de orde de vraag of de ontvanger die goederen in beslag neemt ten laste van een belastingschuldige, verplicht is om na te gaan of zich onder de in beslag genomen goederen, goederen van derden bevinden. Vervolgens wordt in aant. 2.3 ingegaan op de rechtsmiddelen die een derde heeft om op te komen tegen een gelegd bodembeslag. Zo komt in aant. 2.3.1 de specifieke beroepsprocedure op grond van artikel 22 van de Invorderingswet 1990 aan de orde. Aant. 2.3.2-2.3.5 gaan in op het verzet dat de derde kan instellen tegen een gelegd bodembeslag op grond van artikel 435, derde lid, artikel 438 en artikel 456 van het Wetboek van BRv. In aant. 2.3.3 komt de samenloop aan de orde tussen een verzet ex artikel 435, derde lid, van het Wetboek van BRv en een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Vervolgens wordt in aant. 2.4 aandacht besteed aan de onmogelijkheid van de derde bezwaar in te stellen tegen de aanslag waarvoor bodembeslag is gelegd.
3. Beleidsmatige beperking van het bodemrecht
Aant. 3 is gewijd aan de beleidsmatige beperking van het bodemrecht. Voor het bodemrecht in relatie tot huwelijkssituaties en samenlevingsverbanden, zie aant. 3.1.1, het bodemrecht als sprake is van samenspanning, zie aant. 3.1.2, het bodemrecht in relatie tot bedrijfsinmenging, zie aant. 3.1.3, en het bodemrecht in relatie tot verschillende leveringsvormen, zie aant. 3.1.5 onderscheidenlijk 3.1.17.
4. Wettelijke beperkingen bij toepassing van het bodemrecht
In aant. 4 komen onder meer de wettelijke beperkingen in het kader van de toepassing van het bodemrecht aan de orde, de constructies die de werking van het bodemrecht beperken. Zo gaat aant. 4.1 in op het terugvorderingsrecht van de oorspronkelijke eigenaar en worden in aant. 4.2 de soorten belastingen opgesomd waarvoor het bodemrecht geldt. Vervolgens gaan aant. 4.6-4.8 in op wat onder bodemzaken dient te worden verstaan. Het begrip 'stoffering' komt aan bod in aant. 4.9 en in aant. 4.17 wordt het begrip 'bodem' besproken. Daarna komen in aant. 4.19 de constructies aan de orde die de werking van het bodemrecht beperken. Aant. 4.19.1 gaat in op het wegvoeren van nog niet beslagen bodemzaken en in aant. 4.19.2 komt de bodemverhuurconstructie aan de orde. De afstandsconstructie wordt besproken in aant. 4.19.3 en de voldoeningsconstructie in aant. 4.19.4.Ten slotte gaat aant. 4.20 in op de vraag wanneer het bodemrecht eindigt en zijn in aant. 4.21 en 4.22 onderscheidenlijk aan de orde de vraag of het mogelijk is herhaald bodembeslag te leggen en de vraag of al dan niet tot vergoeding bij executie van roerende zaken van de derde moet worden overgegaan.
5. Herijking bodemrecht
Aant. 5 is gewijd aan de herijking van het fiscale bodemrecht. In aant. 5.1 wordt ingegaan op de commissie-Houwing. Aant. 5.2 e.v. besteedt aandacht aan het rapport van de interdepartementale Werkgroep Voorrecht en Bodemrecht. In aant. 5.3 e.v. wordt het wetsvoorstel 22 942 besproken, waarin onder meer is voorgesteld het fiscale bodemrecht in de vorm van een bijzonder verhaalsrecht te vervangen. Vervolgens gaat aant. 5.4 in op het MDW-projekt, in welk project een belangrijk punt van discussie is het al dan niet handhaven van het fiscale bodemrecht. Tenslotte wordt in aant. 5.5 ingegaan op de brede heroverwegingen, rapport 16, waarin is voorgesteld het bodemrecht te laten vervallen en te vervangen door een wettelijk pandrecht op handelsvorderingen. Zie tevens aant. 1.20.11 (alsmede artikel 70 aant. 1.22) alwaar het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2022 aan bod komt, waarin is voorgesteld om het bodemrecht opnieuw te bezien in het brede kader van de herijking van het faillissementsrecht door het ministerie van Justitie en Veiligheid.
6. Beleidsvoorschriften
Een aantal beleidsregels is opgenomen in de Leidraad Invordering 2008 (besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137.M, Stcrt. 2008/122). Daarnaast zijn intern werkende instructieregels opgenomen in de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders.
7. Douanewetboek van de Europese Unie (DWU)
Het bodemrecht kan ook worden toegepast in geval van uitnodigingen tot betaling van douanevorderingen.