FED 1992/833
Een naheffingsaanslag loonbelasting blijft in stand indien de loonbetalingen waarop hij betrekking heeft, na het opleggen van die aanslag, in de heffing van de inkomstenbelasting worden betrokken. Noch de tekst, noch doel en strekking van art. 20 AWR dwingen tot een andersluidend oordeel.
HR 08-07-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5033, m.nt. C. Overduin
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juli 1992
- Magistraten
Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Zuurmond; Herrmann
- Zaaknummer
27 963
- Noot
C. Overduin
- LJN
ZC5033
- JCDI
JCDI:ADS209834:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:ZC5033, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑1992
- Wetingang
Art. 20 AWR
Essentie
Een naheffingsaanslag loonbelasting blijft in stand indien de loonbetalingen waarop hij betrekking heeft, na het opleggen van die aanslag, in de heffing van de inkomstenbelasting worden betrokken. Noch de tekst, noch doel en strekking van art. 20 AWR dwingen tot een andersluidend oordeel.
Uitspraak
Het geschil betrof de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 1 januari 1982 t/m 31 december 1986.
Vaststaat:
3.1. Door twee tot de X Groep behorende maatschappijen, te weten BV A (hierna: A) en B BV (hierna: B), werden in het onderhavige naheffingstijdvak werknemers tijdelijk tewerkgesteld in Panama.
Daartoe traden die werknemers in dienst ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.