HR, 21-10-2005, nr. 41 791
ECLI:NL:HR:2005:AU4740
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-10-2005
- Zaaknummer
41 791
- LJN
AU4740
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AU4740, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑10‑2005; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2005/21.6
V-N 2005/52.11 met annotatie van Redactie
NTFR 2005/1396 met annotatie van drs. M. Schuver-Bravenboer
Uitspraak 21‑10‑2005
Inhoudsindicatie
Stakingslijfrente, overdracht onderneming.
Nr. 41.791
21 oktober 2005
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Denemarken) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 juni 2004, nr. 02/03560, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 367.404, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het eerste middel richt zich met een motiveringsklacht tegen het oordeel van het Hof dat de lijfrente niet is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van de onderneming aan A B.V. (hierna: de B.V.). Het middel kan niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft - in cassatie niet bestreden - vastgesteld dat belanghebbende vóór of in 1996, derhalve vóór overdracht van de onderneming aan de B.V., het besluit heeft genomen om het in Nederland gelegen melkveebedrijf te liquideren. Derhalve is, ook indien de onderhavige lijfrente zou zijn bedongen als tegenprestatie voor de overgedragen onderneming, met betrekking tot de lijfrente artikel 45, lid 7, letter a, sub 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet van toepassing (vgl. HR 12 september 2003, nr. 37427, BNB 2003/397 en HR 1 oktober 2004, nr. 39668, BNB 2005/5).
3.2. Middel II kan evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005.