Hof Arnhem, 09-12-2004, nr. 2004/00760
ECLI:NL:GHARN:2004:AS2843
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
09-12-2004
- Zaaknummer
2004/00760
- LJN
AS2843
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2004:AS2843, Uitspraak, Hof Arnhem, 09‑12‑2004; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NTFR 2005/207
Uitspraak 09‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Het ophalen en betalen van kleding in een kledingboetiek is geen “onmiddellijk laden of lossen” zodat parkeerbelasting is verschuldigd.
Gerechtshof Arnhem
twaalfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00760
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
Te : [Z]
Verweerder : de heffingambtenaar van de gemeente Nijmegen ( hierna: de Ambtenaar)
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
Betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting 2004
Nummer : [P01]
Mondelinge behandeling : op 25 november 2004 te Arnhem
Waarbij verschenen : belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [A], (eigenaresse van [a-boetiek]”) alsmede [de Ambtenaar]
gronden:
1. Op 12 februari 2004 is om 14:11 uur aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Niet in geschil is dat belanghebbende bij het verlaten van haar personenauto (kenteken [AA-BB-00]), kort vóór dit tijdstip, geen parkeerkaartje heeft aangeschaft.
2. Belanghebbende heeft geen parkeerkaartje gekocht, omdat onder de gegeven omstandigheden -op de onderhavige datum is zij om ongeveer 14:09 uur ter hoogte van de kledingboetiek “[a]” gelegen op de [b-weg] te Nijmegen met haar personenauto gestopt om twee eerder op die dag door haar aangeschafte kledingstukken op te halen en het daarvoor verschuldigde aankoopbedrag te voldoen- in haar visie géén sprake is van “parkeren”. Zij is slechts een paar minuten bij de voornoemde boetiek binnen geweest, hetgeen ter zitting door de eigenaresse van “[a-boetiek]” is bevestigd. Op het moment dat belanghebbende de kledingboetiek verliet, zag zij dat een parkeerwachter bezig was een bon uit te schrijven. Toen zij hem daarop aansprak, deelde hij haar mede dat zij indien zij het niet eens was met de naheffingsaanslag parkeerbelasting hiertegen in bezwaar kon gaan bij de gemeente Nijmegen. Hij was niet bereid haar verder te woord te staan. Belanghebbende heeft zich bijzonder aan het gedrag van deze parkeerwachter geërgerd.
3. Ingevolge artikel 1, onderdeel a, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2001 van de gemeente Nijmegen wordt onder “parkeren” verstaan: “het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden”.
4. Onder het doen of laten staan van een voertuig voor het onmiddellijk laden of lossen van zaken dient volgens vaste jurisprudentie te worden verstaan: het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het ophalen van aangeschafte kledingstukken in combinatie met het betalen van de daarvoor verschuldigde aankoopsom is -anders dan belanghebbende kennelijk veronderstelt- niet aan te merken als “het onmiddellijk laden of lossen van zaken”. Dat genoemde gedragingen van belanghebbende in een relatief kort tijdsbestek hebben plaatsgevonden doet daaraan niet af.
5. De onderhavige naheffingsaanslag is derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 9 december 2004 door mr. J.A. Monsma, lid van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(L.A. Aalbersberg) (J.A. Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 december 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.