Hof Arnhem, 16-09-2003, nr. 03/0454
ECLI:NL:GHARN:2003:AL8058
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
16-09-2003
- Zaaknummer
03/0454
- LJN
AL8058
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2003:AL8058, Uitspraak, Hof Arnhem, 16‑09‑2003; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTFR 2003/1762
Uitspraak 16‑09‑2003
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht 20% van de cataloguswaarde ter zake van het privé-gebruik van de door de werkgever aan belanghebbende ter beschikking gestelde personenauto's bij het inkomen van belanghebbende heeft geteld.
Gerechtshof Arnhem
eerste enkelvoudige belastingkamer
nummer 03/00454 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
Te : [Z]
Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/[P]
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
Betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000
Nummer : […H.06]
Mondelinge behandeling : op 2 september 2003 te Arnhem
Waarbij verschenen : belanghebbende alsmede [de Inspecteur]
gronden:
1. Belanghebbende is in het jaar 2000 woonachtig te [Z] en werkzaam bij [bedrijf A te Q]. Aan belanghebbende is door zijn werkgever in verband met het verrichten van arbeid gedurende het onderhavige jaar een personenauto ter beschikking gesteld met een cataloguswaarde van ƒ 92.950.
2. In de aangifte over het jaar 2000 heeft belanghebbende zijn belastbaar inkomen berekend op ƒ 444.585. Belanghebbende heeft in die aangifte geen bedrag ter zake van privé-gebruik van de door zijn werkgever aan hem ter beschikking gestelde personenauto aangegeven.
3. De Inspecteur heeft 20% van de cataloguswaarde, zijnde ƒ 18.590 ter zake van het privé-gebruik van de door de werkgever aan belanghebbende ter beschikking gestelde personenauto's bij het inkomen van belanghebbende geteld. Het belastbaar inkomen is door de Inspecteur aldus vastgesteld op
ƒ 463.175.
4. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht 20% van de cataloguswaarde ter zake van het privé-gebruik van de door de werkgever aan belanghebbende ter beschikking gestelde personenauto's bij het inkomen van belanghebbende heeft geteld. Deze vraag wordt door de Inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend beantwoord.
5. Ingevolge artikel 42, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) wordt, ingeval aan een belastingplichtige in verband met het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking is gesteld, tot de inkomsten uit arbeid gerekend ten minste het bedrag waarmee twintig percent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto de vergoeding welke de belastingplichtige ter zake van het gebruik, anders dan ten behoeve van het verrichten van arbeid, verschuldigd is, te boven gaat. Deze regeling is niet van toepassing indien blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt (artikel 42, vijfde lid, van de Wet).
6. Het woord blijken in artikel 42, vijfde lid, van de Wet betekent dat volledig bewijs moet worden geleverd, dat wil zeggen dat overtuigend moet worden aangetoond en dat de zwakkere vorm van bewijs, omschreven als "aannemelijk maken" niet voldoende is.
7. Belanghebbende heeft aan de Inspecteur zijn agenda alsmede een adressenboekje overgelegd. Belanghebbende stelt dat uit de in de agenda opgenomen kilometeradministratie en vermelde plaatsen in samenhang met het adressenboekje - waaruit gemakkelijk te herleiden is welke zakelijke contacten hij heeft bezocht - voldoende heeft aangetoond dat hij met de door zijn werkgever aan hem ter beschikking gestelde personenauto uitsluitend zakelijk dan wel minder dan 1000 privé-kilometers heeft gereden.
8. De Inspecteur verdedigt het standpunt dat belanghebbende voor het leveren van bewijs dat hij de aan hem ter beschikking gestelde personenauto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt de keuze heeft tussen de vrije bewijsleer en het voeren van een sluitende kilometeradministratie. Door zijn agenda over te leggen staat hem de weg van het vrije bewijs niet meer open en dient zijn kilometeradministratie sluitend te zijn. Volgens de Inspecteur heeft belanghebbende daaraan niet voldaan aangezien de door hem overgelegde agenda een groot aantal hiaten bevat. Volgens de Inspecteur:
- wordt geen beginstand van de kilometerteller per dag vermeld;
- wordt de naam en het adres van degene die zakelijk wordt bezocht niet vermeld;
- wordt geen onderscheid gemaakt tussen zakelijke en privé-kilometers;
- wordt de gereden route niet duidelijk aangegeven.
Door de Inspecteur wordt in het verweerschrift een groot aantal voorbeelden gegeven van vorenstaande hiaten. Voorts stelt de Inspecteur dat de door belanghebbende opgegeven kilometerstanden bij garagebezoeken niet overeenstemmen met de kilometerstanden zoals deze blijken uit de agenda van belanghebbende. Ten slotte merkt de Inspecteur op dat een aantal onderhouds- en tankbeurten niet in de kilometeradministratie is vermeld.
9. Belanghebbende heeft ter zitting de door de Inspecteur genoemde voorbeelden stuk voor stuk weersproken. Zakelijk weergegeven betoogt belanghebbende:
- als beginstand geldt de eindstand van de kilometerteller op de vorige dag;
- aan de hand van het overgelegde adressenboekje is gemakkelijk te herleiden welke zakelijke contacten op welk adres hij bezocht heeft;
- de auto wordt slechts zakelijk gebruikt dus alle kilometers zijn zakelijk;
- de gereden route is door middel van wegnummers duidelijk aangegeven;
- de tijdens de garagebezoeken doorgegeven kilometerstanden zijn deels door hemzelf deels door het garagepersoneel opgenomen. Het is mogelijk dat zich hierin afwijkingen bevinden ten opzichte van de kilometer-administratie aangezien deze bij schatting zijn opgenomen. De kilometerstanden bij het garagebezoek worden door de leasemaatschappij slechts gebruikt voor het berekenen van de kostprijs waardoor belanghebbende niet de uiterste zorgvuldigheid betracht bij het doorgeven van de kilometerstanden;
- de garage waar de auto in onderhoud is geweest is op 500 meter afstand gelegen van zijn werkplek. De auto wordt voor een onderhoudsbeurt meestal opgehaald en teruggebracht door het garagepersoneel;
- het tankstation waar de Inspecteur op doelt ligt op de route [Z-Q].
10. Ingevolge artikel 42, vijfde lid, van de Wet geldt voor het leveren van bewijs dat minder dan 1000 kilometer privé is gereden de zogenaamde vrije bewijsleer. Het voeren van een kilometeradministratie (ook wel aangeduid als rittenstaat) is niet de enige vorm van bewijs. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, dient door middel van feiten en omstandigheden overtuigend aan te tonen dat hij in het onderhavige jaar, de door zijn werkgever aan hem ter beschikking gestelde personenauto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt doch dat houdt niet zonder meer in dat een kilometeradministratie waarin kleine onvolkomenheden voorkomen, in zijn geheel moet worden verworpen. Het door de Inspecteur onder 8. gestelde dat nu belanghebbende ervoor heeft gekozen om met behulp van zijn agenda het van hem verlangde bewijs te leveren, enige andere vorm van bewijs niet meer mogelijk is, is onjuist.
11. Naar het oordeel van het Hof toont belanghebbende met zijn zeer gedetailleerde verweer tegen de stellingen van de Inspecteur en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, aan dat hij de door zijn werkgever ter beschikking gestelde personenauto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Het Hof is daarbij van oordeel dat de eis van de Inspecteur dat dagelijks de beginstand van de kilometerteller genoteerd dient te worden in casu een te strenge eis is omdat uit de kilometeradministratie duidelijk is af te leiden dat de eindstand tevens de beginstand van de volgende dag vormt. Voorts heeft belanghebbende de door hem gereden routes duidelijk weergegeven en zijn de zakelijke bezoekadressen door middel van het overgelegde adressenboekje gemakkelijk ter herleiden. Met betrekking tot de afwijking van de door belanghebbende opgegeven kilometerstanden bij garagebezoeken ten opzichte van de kilometerstanden zoals deze blijken uit de agenda van belanghebbende merkt het Hof op dat deze per keer verschillen doch dat het uiteindelijke verschil tussen het eerste en laatste garagebezoek vergeleken met de kilometeradministratie van belanghebbende slechts 437 kilometer bedraagt. Ook de - door de Inspecteur niet weersproken - verklaring van belanghebbende over de onderhouds- en tankbeurten acht het Hof aannemelijk.
12. Gelet op het vorenstaande, met name nu geen van de door de Inspecteur gestelde onvolkomenheden er toe leiden dat de gereden kilometers niet zakelijk zijn en ook het verschil in de door belanghebbende en de garage geregistreerde kilometers in totaal niet 1000 kilometer of meer bedraagt, acht het Hof belanghebbende geslaagd in het bewijs dat hij de door zijn werkgever aan hem ter beschikking gestelde personenauto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt.
13. Het Hof verklaart het beroep gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep heeft moeten maken, zijnde € 15 voor reis- en verblijfkosten.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van
€ 201.743 (ƒ 444.585), en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 15 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29.
Aldus gedaan op 16 september 2003 door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F. Geerling als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.M.F. Geerling) (M.C.M. de Kroon)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 september 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.