BNB 1999/352
Oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet onbegrijpelijk. Toepassing verleggingsregeling. Redelijke termijn
HR 23-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2797, m.nt. B.G. van Zadelhoff
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 juni 1999
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Moor, de; Brunschot, van; Vliet, van; Lourens
- Zaaknummer
34 175
- Noot
B.G. van Zadelhoff
- LJN
AA2797
- JCDI
JCDI:ADS888068:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2797, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑06‑1999
Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑01‑1999
- Wetingang
Art. 21, eerste lid, AWR; art. 12, derde lid, Wet OB 1968; art. 6 EVRM
Essentie
Oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet onbegrijpelijk. Toepassing verleggingsregeling. Redelijke termijn
Samenvatting
Belanghebbende bracht aan B BV bedragen in rekening met toepassing van de verleggingsregeling. Verder bracht zij aan B BV in 1990 een beheerskostenvergoeding in rekening, zonder vermelding van omzetbelasting, terzake van de door een van haar werknemers voor B BV verrichte werkzaamheden. Belanghebbende voldeed terzake geen omzetbelasting. B BV trok niets af. Aan belanghebbende wordt terzake van die vergoeding een naheffingsaanslag opgelegd, met verhoging.
HR: De stelling dat naheffing achterwege had moeten blijven omdat bij resolutie is goedgekeurd dat de verleggingsregeling ten aanzien van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.