HR, 01-03-2000, nr. 35 086
ECLI:NL:HR:2000:AA4981
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-03-2000
- Zaaknummer
35 086
- LJN
AA4981
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA4981, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑03‑2000; (Cassatie)
- Vindplaatsen
WFR 2000/383, 2
NTFR 2000/338 met annotatie van Mr. M.H.J. Schellekens
Uitspraak 01‑03‑2000
Inhoudsindicatie
-
Nr. 35086
1 maart 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 december 1998 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-AA-00 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 25 oktober 1995 tot en met 24 januari 1996, ten bedrage van f 266,-- aan enkelvoudige belasting met een verhoging van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op f 50,--. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij gezamenlijke uitspraak de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. ’s Hofs uitspraak is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
Nu, zoals uit een door de Griffier van de Hoge Raad ingesteld onderzoek is gebleken, de Inspecteur op verzoek van de Staatssecretaris de naheffingsaanslag, nadat het beroep in cassatie is ingesteld, heeft vernietigd en derhalve dat beroep niet tot een voor belanghebbende gunstiger beslissing kan leiden, faalt het middel bij gebrek aan belang.
4. Proceskosten
In het hiervóór in 3 overwogene vindt de Hoge Raad aanleiding de Staatssecretaris te gelasten aan belanghebbende het van hem geheven griffierecht te vergoeden en de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 315,--;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 355,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 1 maart 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot, Van Vliet, Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.