FED 1993/389
De autokosten die op grond van art. 42, tweede lid, Wet IB 1964 (autokostenfictie) geacht worden niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, kunnen in het algemeen in enig jaar niet hoger worden gesteld dan de in dat jaar werkelijk gemaakte kosten. Een eventuele boekwinst die tot uitdrukking komt bij vervreemding behoort voor de toepassing van deze regel echter niet op de autokosten in mindering te worden gebracht.
HR 17-03-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5299, m.nt. E.B. de Vries
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 maart 1993
- Magistraten
Jansen; Linde, Van Der; Moor, De; Jansen; Putt-Lauwers, Van Der
- Zaaknummer
28 678
- Noot
E.B. de Vries
- LJN
ZC5299
- JCDI
JCDI:ADS238642:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC5299, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑03‑1993
- Wetingang
Art. 42 Wet IB 1964
Essentie
De autokosten die op grond van art. 42, tweede lid, Wet IB 1964 (autokostenfictie) geacht worden niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, kunnen in het algemeen in enig jaar niet hoger worden gesteld dan de in dat jaar werkelijk gemaakte kosten. Een eventuele boekwinst die tot uitdrukking komt bij vervreemding behoort voor de toepassing van deze regel echter niet op de autokosten in mindering te worden gebracht.
Uitspraak
Het geschil betrof de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1987.
Vaststaat:
3.1. Belanghebbende oefent het beroep van architect uit in de vorm van een eenmanszaak. Tot het ondernemingsvermogen behoort o.a. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.