Rb. Breda, 30-12-2009, nr. 09/2000
ECLI:NL:RBBRE:2009:BK8917
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
30-12-2009
- Zaaknummer
09/2000
- LJN
BK8917
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2009:BK8917, Uitspraak, Rechtbank Breda, 30‑12‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2010:BP8392, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingblad 2010/195 met annotatie van M.R.P. de Bruin
Uitspraak 30‑12‑2009
Inhoudsindicatie
In geschil is of de gemeente de bouwleges over het juiste bedrag aan bouwkosten heeft geheven en meer in het bijzonder is in geschil of de verordening, in zoverre dat niet het geval is, onverbindend dient te worden verklaard. De gemeente gaat bij de berekening van de bouwleges conform de verordening altijd uit van het hoogste bedrag van of wel de normprijzen of de geraamde bouwkosten. Het feit dat de gemeente bij de berekening van de bouwleges structureel uitgaat van de (hogere) normprijzen, waarvan bovendien een objectieve onderbouwing ontbreekt, leidt, naar het oordeel van de rechtbank, tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Bijgevolg dient de verordening in zoverre onverbindend te worden verklaard en dient de aanslag te worden vernietigd.
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/2000
Uitspraakdatum: 30 december 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser], wonende te [plaatsnaam],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaatsnaam],
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 31 maart 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag bouwleges met dagtekening 12 februari 2009 ten bedrage van
€ 24.595(aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2009 te Tilburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde [naam], alsmede, namens verweerder, [namen].
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de aanslag;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644;
-gelast dat verweerder het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning (hierna: de aanvraag) voor het oprichten van een vleesvarkensstal op de locatie gelegen aan de [adres] ([plaatsnaam]). Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag is van hem een bedrag van € 24.595 aan bouwleges geheven op basis van een bedrag aan bouwkosten van € 1.067.055, exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting.
2.2.In geschil is of de bouwleges naar het juiste bedrag zijn geheven en meer in het bijzonder is in geschil of de verordening, in zoverre dat niet het geval is, onverbindend dient te worden verklaard. Belanghebbende betoogt dat de leges geheven moeten worden over een bedrag aan bouwkosten van € 726.040, exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting. Verweerder persisteert in de in de uitspraak op bezwaar vastgestelde bouwkosten van € 1.067.055, exclusief omzetbelasting en de dienovereenkomstig geheven leges van € 24.595. Verweerder stelt dat hij op basis van de Verordening altijd mag uitgaan van het hoogste van het bedrag van de feitelijke bouwkosten en het bedrag dat voortvloeit uit de ter zake vastgestelde gemeentelijke normering.
2.3.Dat de werkelijke bouwkosten € 726.040, exclusief omzetbelasting, bedragen en dat de door de gemeente vastgestelde normering leidt tot een bedrag van € 1.067.055, exclusief omzetbelasting, staat tussen partijen niet ter discussie.
2.4.De Verordening op de heffing en invordering van leges 2008 van de gemeente [plaatsnaam] (hierna: de verordening), vermeldt onder “Bouwkosten”, het volgende:
5.1Onder bouwkosten (inclusief omzetbelasting) wordt in dit hoofdstuk verstaan het hoogste bedrag na berekening van de bouwkosten volgens 5.1.1 of opgave zoals vermeld onder 5.1.2:
5.1.1de eenheidsprijzen voor de bouwkostenberekening, zoals vastgesteld volgens het “overzicht bouwkosten t.b.v. de berekening voor de bouwleges-toets per 1-1-2008”. Indien een bouwsoort niet voorkomt op dit overzicht, wordt uitgegaan van de bouwsoort die het meest overeenkomst met de aanvraag. De vermelde eenheidsprijzen gelden per eenheid van de oppervlak, inhoud, lengte of plaats als bedoeld in het normblad NEN 2580.
5.1.2de door de aanvrager opgegeven bouwkosten op het aanvraagformulier voor een reguliere of lichte bouwvergunning.
2.5.Een verordening dient onverbindend te worden verklaard, indien zij in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel, of indien duidelijk is (in die zin dat op voorhand duidelijk moet zijn geweest) dat zij moet leiden tot een legesheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van leges als in artikel 229 van de Gemeentewet bedoeld, niet op het oog kan hebben gehad.
2.6.Om een geval zoals omschreven in punt 2.5. te kunnen aannemen, is het niet voldoende dat de in een individueel geval in rekening gebrachte heffing de door de gemeente voor de geleverde dienst gemaakte kosten overtreft, ook als dat in (zeer) ruime mate het geval is. De wetgever heeft hierin de gemeente nu juist een zeer grote vrijheid willen geven. Die grote vrijheid brengt ook met zich mee dat niet snel sprake zal zijn van discriminatie of een ongerechtvaardigde ongelijkheid. Pas als op voorhand duidelijk is dat een verordening leidt tot een apert buitensporige heffing voor een bepaalde categorie bouwers, is dat anders.
2.7.1De in punt 2.4. weergegeven, door verweerder gekozen, heffingsmaatstaf leidt, naar het oordeel van de rechtbank, tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, welke de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot legesheffing niet op het oog kan hebben gehad. Bijgevolg dient de verordening in zoverre onverbindend te worden verklaard. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. Uit de door belanghebbende overgelegde offertes voor met het zijne vergelijkbare bouwwerken blijkt dat prijs per m2 van de geraamde bouwkosten rond de € 260 (exclusief omzetbelasting) per m2 ligt, terwijl verweerder altijd de hoogste normprijs van € 435 (exclusief omzetbelasting) per m2 hanteert. Daarnaast heeft verweerder tijdens de zitting verklaard dat de geraamde, dan wel werkelijke bouwkosten bijna nooit als grondslag voor de heffing van bouwleges worden gehanteerd, omdat deze in praktisch alle gevallen minder bedragen dan de door verweerder gehanteerde normtarieven.
2.7.2.Voorts heeft verweerder verklaard dat bij het bepalen van de normprijs van € 435 per m2 weliswaar is uitgegaan van normen die omliggende gemeenten hanteren, maar aangezien deze alle van elkaar afwijken, heeft verweerder zijn eigen normen bepaald. In zoverre kan van een objectieve onderbouwing daarvan geen sprake zijn. Het feit dat verweerder bij de berekening van de bouwleges structureel uitgaat van de (hogere) normprijzen, waarvan bovendien een objectieve onderbouwing ontbreekt, heeft een onredelijke en willekeurige belastingheffing tot gevolg. De stelling van verweerder dat zij altijd van het hoogste bedrag uitgaat, omdat dit een vereenvoudiging van de werkzaamheden oplevert, leidt niet tot een ander oordeel.
2.8.Nu de legesverordening onverbindend is verklaard, kan de uit kracht van de niet verbindende Verordening opgelegde aanslag derhalve niet in stand blijven. Het beroep dient gegrond te worden verklaard. De overige door belanghebbende aangevoerde grieven behoeven geen nadere bespreking.
2.9.De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
Aldus gedaan, door mr. D. Hund, rechter en mr. M.H. van Heel, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 januari 2010
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.