GS Huurrecht, art. 7:296 BW, aant. 1.3:1.3 Wetsgeschiedenis van het eerste lid
GS Huurrecht, art. 7:296 BW, aant. 1.3
1.3 Wetsgeschiedenis van het eerste lid
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 7:296 lid 1 stemt inhoudelijk in belangrijke mate overeen met art. 7A:1628 lid 1. De oorspronkelijke, in 1971 ingevoerde tekst van lid 1 luidde:
“1. De rechter verklaart de opzegging gedaan door de verhuurder nietig, tenzij:
a. de verhuurder of de echtgenoot, een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of een pleegkind van de verhuurder het goed persoonlijk in gebruik wil nemen;
b. de bedrijfsvoering van de huurder niet is geweest, zoals een goed huurder betaamt.”
Bij de wet van 26 juni 1975, Stb. 1975, 339, (wetsontwerp 12 312), in werking getreden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
GS Huurrecht, art. 7:296 BW, aant. 1.3
1.3 Wetsgeschiedenis van het eerste lid
mr. H.E.M. Vrolijk, actueel t/m 28-05-2014
28-05-2014
01-08-2003 tot: -
mr. H.E.M. Vrolijk
GS Huurrecht, art. 7:296 BW, aant. 1.3
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
vordering tot beëindiging
Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 296
Art. 7:296 lid 1 stemt inhoudelijk in belangrijke mate overeen met art. 7A:1628 lid 1. De oorspronkelijke, in 1971 ingevoerde tekst van lid 1 luidde:
“1. De rechter verklaart de opzegging gedaan door de verhuurder nietig, tenzij:
a. de verhuurder of de echtgenoot, een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of een pleegkind van de verhuurder het goed persoonlijk in gebruik wil nemen;
b. de bedrijfsvoering van de huurder niet is geweest, zoals een goed huurder betaamt.”
Bij de wet van 26 juni 1975, Stb. 1975, 339, (wetsontwerp 12 312), in werking getreden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.