Hof 's-Hertogenbosch, 01-11-2007, nr. 05/00277
ECLI:NL:GHSHE:2007:BC3161
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
01-11-2007
- Zaaknummer
05/00277
- LJN
BC3161
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BC3161, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 01‑11‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
TBR 2008/165 met annotatie van G.C.W. van der Feltz
NTFR 2008/276
Uitspraak 01‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in het onderhavige geval het bedrag van de in rekening gebrachte leges € 1.525.359,18 beloopt, een zowel absoluut als relatief zeer hoog bedrag, en dat een andere onderbouwing van de hoogte van dit bedrag dan dat de tarieftabel is toegepast, ontbreekt. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat de gemiddelde uurlast bij de behandeling van een aanvraag tot verlening van een bouwvergunning kennelijk € 88,70 bedraagt. Het hof is op grond van het voorgaande met belanghebbende van oordeel dat de toepassing van de tarieftabel in het onderhavige geval heeft geleid tot een onredelijke en willekeurige heffing van belasting die de wetgever bij de toekenning van de bevoegdheid tot het heffen van leges niet beoogd kan hebben. De omstandigheid dat het totale kostendekkingspercentage van 54,1 niet in strijd met de wet is, doet daaraan niet af. Het in onderdeel 5.2.3 van de tarieftabel bepaalde is derhalve jegens de belanghebbende onverbindend.
BELASTINGKAMER
Nr. 05/00277
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de Stichting X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Z (hierna: de heffingsambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag leges.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 16 augustus 2004 een - als factuur aangeduide - aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 1.525.359,18. Het tegen deze aanslag tijdig gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar van de gemeente Z (hierna: de heffingsambtenaar) ongegrond verklaard.
1.2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij het hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een recht geheven van € 273,=. De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.
1.3. Belanghebbende heeft, na daartoe door het hof in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur schriftelijk gedupliceerd.
1.4. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben belanghebbende en de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 mei 2007 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar.
1.6. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Het hof rekent de pleitnota tot de stukken van het geding.
1.7. Het hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast:
2.1. Belanghebbende heeft op 8 april 2004 bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente Z een aanvraag ingediend tot verlening van een zogenoemde reguliere bouwvergunning voor de bouw van een ziekenhuis aan de A-straat te B (hierna: het ziekenhuis). Burgemeester en Wethouders hebben de gevraagde bouwvergunning bij besluit van 20 juli 2004 verleend.
2.2. De raad van de gemeente Z heeft op 18 december 2003 de Legesverordening 2004 vastgesteld. Op grond van deze verordening is degene die een aanvraag tot verlening van een reguliere bouwvergunning indient, ter zake van het in behandeling nemen van die aanvraag leges verschuldigd. Deze verordening is bekend gemaakt in de 'C-bode' van 31 december 2003.
2.3. Eveneens op 18 december 2003 heeft de raad van de gemeente Z de zogenoemde productbegroting 2004 vastgesteld (hierna: de begroting). In de begroting is vastgelegd in welke mate de gemeente Z verwacht dat de lasten die voor haar zijn verbonden aan het verrichten van de diensten die aan de heffing van leges zijn onderworpen, zullen worden gedekt door de uit de heffing van leges voortvloeiende baten. Het totaal van de lasten is begroot op € 6.519.766,= en het totaal van de baten op € 3.527.875,=. Op grond hiervan is in de begroting het totale dekkingspercentage berekend op 54,1. Wat betreft de verlening van bouwvergunningen zijn de lasten begroot op € 2.584.000,= en de baten op € 2.370.955,=. Op grond hiervan is in de begroting het dekkingspercentage voor de verlening van bouwvergunningen berekend op 91,8. In de voor de verlening van bouwvergunningen begrote lasten van € 2.584.000,= is een bedrag van € 350.000,= begrepen dat ziet op "verwachte lasten mbt grote projecten (ziekenhuis en BSF)". Het resterende bedrag van € 2.234.000,= is berekend op basis van 25.186 uren à € 88,70 ("Gemiddelde lasten incl. overhead") per uur.
2.4. In onderdeel 5.2.3 van de bij de Legesverordening 2004 behorende tabel is bepaald dat het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een reguliere bouwvergunning € 10,76 bedraagt voor iedere € 500,= (of een gedeelte van dat bedrag) aan bouwkosten, met dien verstande dat de leges niet minder zullen bedragen dan € 107,63.
2.5. In artikel 5.5.4 van de bij de Legesverordening 2004 behorende tabel is voorts - voor zover hier van belang - bepaald dat indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vrijstelling dan wel een ontheffing wordt verleend van een bepaling van de bouwverordening of van het "Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning", het overeenkomstig onderdeel 5.2.3 van vorenbedoelde tabel berekende bedrag wordt verhoogd met € 43,10.
2.6. De heffingsambtenaar heeft, uitgaande van de ambtelijk vastgestelde bouwkosten van het ziekenhuis ten bedrage van € 70.878.509,=, de op grond van het bepaalde in de tarieftabel in het onderhavige geval verschuldigde leges berekend op (€ 70.878.509,=/€ 500,= = afgerond 141.758) x € 10,76)+ € 43,10 =
€ 1.525.359,18.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft - zoals partijen tijdens het onderzoek ter zitting uitdrukkelijk hebben verklaard - uitsluitend nog het antwoord op de volgende vraag:
Is in het onderhavige geval sprake van een onredelijke en willekeurige heffing van leges?
Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende
Er ontbreekt niet alleen een plafond in het tarief, het tarief is bovendien ook niet degressief. Dat laatste is de kern van de zaak. Dit leidt in een geval als dat van belanghebbende tot een onredelijke en onwillekeurige heffing.
De heffingsambtenaar
Het kostendekkingspercentage van 54,1 voldoet aan de eisen van de wet. De kern van het geschil is inderdaad of sprake is van een onredelijke en willekeurige heffing. De gemeenten kunnen echter in vrijheid hun tarieven vaststellen. De gemeente Z hanteert geen degressief tarief.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vernietiging van de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van de bij de Legesverordening 2004 van de gemeente Z behorende tarieftabel wordt het bedrag van de ter zake van het in behandeling nemen van een zogenoemde reguliere bouwvergunning verschuldigde leges, behoudens een minimumbedrag van € 107,63, berekend naar rato van de hoogte van de vastgestelde bouwkosten zonder dat sprake is van een enige vorm van degressie in het tarief naar mate de bouwkosten hoger zijn vastgesteld. Er is derhalve in feite sprake van een strikt proportioneel tarief. Indien, zoals in het onderhavige geval, de bouwkosten (zeer) aanzienlijk zijn, brengt een dergelijke tariefstelling naar het oordeel van het hof evenwel mee dat niet meer kan worden gezegd dat in zo'n geval de te betalen leges nog in een redelijke verhouding staan tot de kosten die redelijkerwijs aan het in behandeling nemen van de bouwvergunning voor de gemeente geacht moeten worden te zijn verbonden.
4.2. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in het onderhavige geval het bedrag van de in rekening gebrachte leges € 1.525.359,18 beloopt, een zowel absoluut als relatief zeer hoog bedrag, en dat een andere onderbouwing van de hoogte van dit bedrag dan dat de tarieftabel is toegepast, ontbreekt. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat de gemiddelde uurlast bij de behandeling van een aanvraag tot verlening van een bouwvergunning kennelijk € 88,70 bedraagt.
4.3. Het hof is op grond van het voorgaande met belanghebbende van oordeel dat de toepassing van de tarieftabel in het onderhavige geval heeft geleid tot een onredelijke en willekeurige heffing van belasting die de wetgever bij de toekenning van de bevoegdheid tot het heffen van leges niet beoogd kan hebben. De omstandigheid dat het totale kostendekkingspercentage van 54,1 niet in strijd met de wet is, doet daaraan niet af. Het in onderdeel 5.2.3 van de tarieftabel bepaalde is derhalve jegens de belanghebbende onverbindend.
4.4. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van belanghebbende. De aanslag moet worden vernietigd.
5. Kosten van het bezwaar en proceskosten
5.1. In de motivering van het bezwaarschrift van 28 september 2004 heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van de kosten van het bezwaar ex artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht, welk verzoek in de bestreden uitspraak is afgewezen. Nu de belanghebbende in de motivering van het beroepschrift op pagina 4, onder 16 verwijst naar de motivering van het bezwaarschrift van 28 september 2004, het beroep gegrond is, de bestreden uitspraak wordt vernietigd en de aanslag vernietigd acht het hof termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar bij de heffingsambtenaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Hierbij overweegt het hof, dat uit het overwogene onder 4.3 volgt, dat de vernietiging van de aanslag berust op aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. Het hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 1 punt x € 161,= (waarde per punt) x 1,5 (factor gewicht van de zaak) is € 241,50.
5.2. Nu het beroep gegrond is acht het hof termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2,5 punten x € 322,= (waarde per punt) x 1,5 (factor gewicht van de zaak) is
€ 1.207,50.
6. Beslissing
Het hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak, alsmede de aanslag;
- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,=;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 241,50,
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.207,50, en
- wijst de gemeente Z aan als de rechtspersoon die de kosten van het bezwaar, de proceskosten en het griffierecht moet vergoeden.
Aldus gedaan op: 1 november 2007 door P. Fortuin, voorzitter, A.J. van Soest en J.C.K.W. Bartel, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.