HR, 16-10-1996, nr. 31 523
ECLI:NL:HR:1996:AA1724
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-10-1996
- Zaaknummer
31 523
- LJN
AA1724
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:AA1724, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑10‑1996; (Cassatie)
- Vindplaatsen
FED 1996/947 met annotatie van X.G.R. AUERBACH
WFR 1996/1565
V-N 1996/4271, 13 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑10‑1996
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 augustus 1995 betreffende de hem voor het jaar 1989 opgelegde aanslag inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 74.689,-- zonder aftrek elders belast, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende op de vrijstelling van artikel 2, lid 1 in verbinding met lid 2, aanhef en letter b onder 1 van het Besluit voorkoming dubbele belasting (tekst 1989) verworpen op grond van zijn oordeel, dat het buitenlands inkomen van belanghebbende voortkomend uit het vervullen van zijn dienstbetrekking aan boord van de "B", een door zijn in Zwitserland gevestigde werkgeefster gehuurd (in Panama geregistreerd) zeeschip dat onder Panamese vlag vaart en Panama tot thuishaven heeft, in Panama niet aan belastingheffing naar het inkomen is onderworpen in de zin van genoemd artikel 2. 3.2. Het tegen dit oordeel aangevoerde middel berust op de opvatting dat voor onderworpenheid in vorenbedoelde zin subjectieve belastingplicht voldoende is ook als - zoals belanghebbende in zijn beroepschrift in cassatie met betrekking tot de onderwerpelijke inkomsten heeft vermeld - de genoten inkomsten zijn vrijgesteld van belastingheffing. Die opvatting kan evenwel niet als juist worden aanvaard. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 16 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, C.H.M. Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.