FED 1998/320
HR, 06-05-1998, nr. 33 018
HR 06-05-1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2507
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 mei 1998
- Zaaknummer
33 018
- LJN
AA2507
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Invordering (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2507, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑05‑1998
- Wetingang
Art. 28 Invorderingswet 1990; Algemene beginselen van behoorlijk procesrecht, gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel
Uitspraak
Aan belanghebbende, X, is op 13 juli 1994 ter zake van haar verkrijging uit de nalatenschap van A een voorlopige aanslag successierecht opgelegd ad f 404 875, te betalen vóór 13 september 1994. De nalatenschap omvatte vrijwel uitsluitend banktegoeden en ter beurze genoteerde effecten. Bij brief van 7 september 1994 verzocht X de ontvanger om uitstel van betaling danwel om toepassing van een betalingsregeling. Bij brief van 17 november 1994 deelde de ontvanger aan X mede dat hij instemde met een betalingsregeling dat per omgaande f 100 000 zou worden betaald, dat vervolgens met ingang van eind december 1994 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.