HR, 24-06-2005, nr. 40 784
ECLI:NL:HR:2005:AT8185
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-06-2005
- Zaaknummer
40 784
- LJN
AT8185
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT8185, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑06‑2005; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2003:AO4517
- Wetingang
art. 8:46 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
V-N 2005/32.12 met annotatie van Redactie
NTFR 2005/885 met annotatie van Dr. E.B. Pechler
Uitspraak 24‑06‑2005
Inhoudsindicatie
Passeren bewijsaanbod.
Nr. 40.784
24 juni 2005
FP
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 maart 2004, nr. 02/03753, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 60.737, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 59.537.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. De onder 1 tot en met 3 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2. Klacht 6 betoogt dat het Hof zonder motivering is voorbijgegaan aan het door belanghebbende gedane aanbod tot getuigenbewijs. Dit bewijsaanbod betrof zijn stelling dat de Inspecteur in andere gevallen wèl het tijdstip waarop de inruil werd overeengekomen, heeft aanvaard als het tijdstip van betaling voor de toepassing van de investeringsaftrek. Nu het Hof in zijn uitspraak omtrent het door belanghebbende gedane bewijsaanbod niets heeft vastgesteld, noch heeft overwogen dat en op welke grond het dit bewijsaanbod heeft gepasseerd, is die uitspraak op dit punt niet naar de eis der wet met redenen omkleed. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
Nu de Inspecteur de onjuist bevonden beslissing van het Hof niet heeft uitgelokt of verdedigd en de Staatssecretaris van Financiën in cassatie heeft geconcludeerd tot vernietiging van 's Hofs uitspraak, stelt de Hoge Raad een eventuele veroordeling van de Staatssecretaris in de kosten van het geding in cassatie afhankelijk van de beslissing in de einduitspraak. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102, en
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak, en stelt deze kosten aan de zijde van belanghebbende vast op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2005.