Hof Amsterdam, 24-11-2000, nr. 99/4014
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA9109
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-11-2000
- Zaaknummer
99/4014
- LJN
AA9109
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA9109, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑11‑2000; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑11‑2000
Inhoudsindicatie
Bij parkeerapparatuur met een tijdsregistratie kunnen afwijkingen in de tijdsregistratie ontstaan. De controleur dient zich ter plaatse ervan te vergewissen of de parkeertijd niet alleen volgens het parkeerbiljet, maar ook in werkelijkheid overschreden is.Daarbij is aanname van een marginale afwijking in de metingen aangewezen. Bij een overschrijding van de op het parkeerbiljet vermelde parkeertijd met minder dan vijf minuten, valt niet uit te sluiten dat door geringe afwijkingen in de betrokken uurwerken (de centrale parkeermeter, de tijdklok van de controleur, en de horloges van de parkeerder en de controleur) de tijd waarvoor parkeerbelasting is betaald in werkelijkheid niet is overschreden. Alsdan staat onvoldoende vast dat een naheffingsaanslag met recht kan worden opgelegd.
Gerechtshof te Amsterdam
Kenmerk: P99/04014
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Dertiende EnkelvoudigeBelastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te P, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van gemeente Hilversum, hierna verweerder, gedagtekend 12 november 1999, betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen met aanslagnummer 001.
Het beroep is behandeld ter zitting van 10 november 2000.
Beslissing
Het Hof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van verweerder alsmede de naheffingsaanslag;
gelast de gemeente Hilversum het gestorte griffierecht ad f 60 belanghebbende te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van f 250 en wijst de gemeente Hilversum aan dit bedrag aan belanghebbende te betalen.
Gronden
1. Op 6 juli 1999 te 16.31 uur stond de auto van belanghebbende op een terrein plaatselijk bekend als het a-plein te Hilversum, hierna de parkeerplaats, zonder dat voor de dienstdoende parkeercontroleur kenbaar was dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren parkeerbelasting was betaald. Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Tot de stukken behoort een - kopie van een - kaartje welke door een parkeerautomaat in het gebied waarin de parkeerplaats zich bevindt wordt verstrekt nadat belasting is voldaan. Op dit kaartje is vermeld dat op voormelde datum f 2 is betaald en dat de parkeertijd die dag eindigde om 16.26 uur.
Niet in geschil is dat terwijl de parkeercontroleur in aanwezigheid van belanghebbende de naheffingsaanslag stond uit te schrijven het horloge van de parkeercontroleur als tijdstip 16.31 uur aangaf terwijl het horloge van belanghebbende op hetzelfde moment als tijdstip 16.28 aangaf.
2. Belanghebbende stelt dat hem, na afloop van vermeld tijdstip, nog een beperkte tijd had moeten worden gegund voordat de naheffingsaanslag werd opgelegd. Het kan immers altijd zo zijn, dat sprake is van geringe afwijkingen in de uurwerken, en ook bij het parkeren in parkeergarages in de gemeente mag ná betaling van de parkeerbelasting nog enige tijd buiten het betalingstijdvak geparkeerd worden.
Verweerder heeft gesteld dat in dit geval strenge handhaving van de parkeerregels plaats vindt omdat bij parkeermeters met een draaischijf, die elders in de gemeente staan, het tijdverloop na beëindiging van de parkeertijd niet is vast te stellen, en dat, indien aan belanghebbende zou worden tegemoet gekomen, daardoor een ongelijke behandeling van parkeerders zou plaatsvinden.
3. Het Hof acht aannemelijk dat bij parkeerapparatuur met een tijdsregistratie, mede gezien de aard en de wijze waarop die apparatuur gebruikt wordt, afwijkingen in de tijdsregistratie kunnen ontstaan. Naar ’s Hofs oordeel eist een redelijke uitvoering van de parkeerverordening dan dat, alvorens een naheffingsaanslag wordt opgelegd, de controleur zich er ter plaatse van vergewist of de parkeertijd niet alleen volgens de vermelding op het parkeerbiljet, maar ook in werkelijkheid overschreden is.
Daarbij is, zoals ook bij andere technische meetapparatuur gebruikelijk is, aanname van een marginale afwijking in de metingen aangewezen.
Bij een overschrijding van de op het parkeerbiljet vermelde parkeertijd met minder dan vijf minuten, zoals in het onderhavige geval, valt naar ’s Hofs oordeel niet uit te sluiten dat door geringe afwijkingen in de betrokken uurwerken (de tijdsregistratie in de centrale parkeermeter, de tijdklok van de controleur, en de horloges van de parkeerder en de controleur) de tijd waarvoor parkeerbelasting is betaald in werkelijkheid niet is overschreden. Alsdan staat onvoldoende vast dat een naheffingsaanslag met recht kan worden opgelegd.
Verweerder, op wie ten dezen de bewijslast rust, heeft in casu niet aannemeolijk gemaakt, dat - met inachtneming van het vorenvermelde - voldoende vast staat dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan. De naheffingsaanslag kan mitsdien niet in stand blijven.
Proceskosten
Nu belanghebbende in het gelijk wordt gesteld acht het Hof termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuurs-recht komen daarvoor in aanmerking aan reiskosten in totaal f 16 en aan verlet-kosten 2 uur x (maximum) f 117 = f 234.
De uitspraak is vastgesteld op 24 november 2000 door mr Kwantes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffierecht..
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.