HR, 29-04-1959, nr. 13 892
ECLI:NL:HR:1959:AY0613
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-04-1959
- Zaaknummer
13 892
- LJN
AY0613
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1959:AY0613, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑04‑1959; (Cassatie)
- Vindplaatsen
BNB 1960/164 met annotatie van A.J. van Soest
Uitspraak 29‑04‑1959
Inhoudsindicatie
Winstbepaling vaste inrichting, goed koopmansgebruik, koersverlies, waardedaling buitenlandse munteenheid/Rupiah.
29 April 1959.
No. 13.892.-
L.
De Hoge Raad der Nederlanden,
Gezien het beroepschrift in cassatie van den Minister van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te van 16 October 1958 betreffende den aan de Landbouwmaatschappij ‘’[X]’’ N.V. te [Z] opgelegden aanslag in de vennootschapsbelasting voor het boekjaar 1950;
Gezien de stukken;
Overwegende dat aan belanghebbende voor het boekjaar 1950 een aanslag in de vennootschapsbelasting is opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van f. 520.820.- tot een bedrag van f. 14.040.-; dat de Inspecteur dezen aanslag, nadat belanghebbende daartegen had gereclameerd, heeft verminderd tot een aanslag berekend naar hetzelfde belastbaar bedrag met inachtneming van een winst, behaald met de buitenlandse - Indonesische - vaste inrichting, van f. 497.172,45 en ten bedrage van f. 10.660.-; dat belanghebbende zich daarop heeft gewend tot het Gerechtshof;
Overwegende dat het Gerechtshof heeft vastgesteld:
"dat het geschil tussen partijen loopt over de vraag of de winst van het bedrijf, voorzover dit in Indonesië wordt uitgeoefend, dient te worden gesteld op f. 810.069,59, gelijk belanghebbende voorstaat, dan wel op f. 494.172,42, gelijk de Inspecteur verdedigt;
dat belanghebbende welke te [Z] is gevestigd en aldaar haar hoofdkantoor houdt, in Indonesië ondernemingen exploiteert, waar diverse producten, zoals rubber, cacao, kapok, koffie en specerijen worden geteeld; dat de winst over 1950 ook uitmaakt het belastbare bedrag over dat jaar;
dat tussen partijen geen geschil bestaat over de berekening van de winst van het gehele bedrijf, uitgeoefend zowel hier te lande als in Indonesië; dat deze luidt:
vermogen per 1 Januari 1950 | f. 1.311.667,79 |
vermogen per 31 December 1950 | f. 1.594.996,17 |
toename in vermogen | f. 283.328,38 |
bij: onttrekkingen dividenden | f. 38.500.-- |
commissarissentantième | f. 4.666,67 |
Indonesische vennootschapsbelasting | f. 194.333,33 |
f. 520.828,38 |
dat het vermogen per 1 Januari 1950 dient te worden berekend als volgt:
Fiscale balans per 31 December 1949 N.V. Landbouw Mij. ‘’[X]’’
Debet | |||
Indonesië | Indonesië | Nederland | Totaal |
Onderneming | Ind. f. 530.664,47 | ||
Vordering [A] | Ind. f. 10.739,35 | ||
Vordering [B] | Ind. f. 249.084,74 | ||
Kas Onderneming | Ind. f. 4.304,86 | ||
Voorschotten | Ind. f. 16.382,04 | ||
Materialen | Ind. f. 82.160,80 | ||
Rubber | Ind. f. 128.321,75 | ||
Cacao | Ind. f. 226.136,90 | ||
Specerijen | Ind. f. 46.609,09 | ||
Kapok | Ind. f. 30.969,87 | ||
Ind. f. 1.325.373,87 | f. 1.325.373,87 | ||
Nederland | |||
Aandelen [A] | f. 1,-- | ||
Vordering [A] | f. 182.193,54 | ||
Belegd reservefonds | f. 209.723,74 | ||
H.G. Thieme A’dam | f. 17.938,44 | ||
Kasvereniging | f. 9.757,44 | ||
f. 419.614,40 | f. 419.614,40 | ||
f. 1.744.988,27 |
Credit | |||
Indonesië | Indonesië | Nederland | Totaal |
Crediteuren Ind. | f. 54.455,62 | ||
Expl. Kosten | f. 87.426,08 | ||
Indon. Vpb. | f. 121.040,-- | ||
f. 262.921,70 | f. 262.921,70 | ||
Koersreserve | f. 117.000,-- | ||
Nederland | |||
Credit. | f. 49.898,78 | ||
Tant. Directie | f. 3.500,-- | ||
f. 53.398,78 | |||
Fiscaal vermogen | |||
Ind. f. 945.452,17 | |||
Ned. F. 366.215,62 | f. 1.311.667,79 | ||
f. 1.744.988,27 |
Dat het vermogen per 31 December 1950 dient te worden berekend als volgt:
Fiscale balans per 31 December 1950 N.V. Landbouw Mij ‘’[X]’’
Debet | |||
Indonesië | Indonesië | Nederland | Totaal |
Onderneming conform 1949 | f. 530.664,47 | ||
Afschr. 1950 | f. 117.558,-- | ||
f. 413.106,47 | |||
Nieuwe kap. uitg. ondern. 1950 | Rp. 1.045.072,35 | ||
Afschr. 1950 | Rp. 37.779,-- | ||
Rp. 1.007.293,35 | |||
Kas | Rp. 18.596,63 | ||
Voorsch. | Rp. 85.944,59 | ||
Materialen | Rp. 242.449,32 | ||
Rubber | Rp. 1.188.215,39 | ||
Cacao | Rp. 101.259,49 | ||
Kapok | Rp. 15.010,-- | ||
Spec. | Rp. 21.844,-- | ||
Crone | Rp. 661.339,10 | ||
[A] | Rp. 89.546,64 | ||
Effecten | Rp. 16.188,-- | ||
Rp. 3.447.686,51 | |||
a 3 rp= f. 1.-- | |||
f. 1.149.228,84 | |||
f. 1.562.335,31 | f. 1.562.335,31 | ||
Nederland | |||
Aandelen [A] | f. 1,-- | ||
Belegd reservefonds | f. 253.185,97 | ||
Vordering [A] | f. 186.101,46 | ||
Kasvereniging | f. 467,41 | ||
[B] | f. 802,03 | ||
Debiteuren | f. 15.555,46 | ||
f. 456.113,33 | |||
f. 456.113,33 | |||
f. 2.018.448,64 |
Credit | |||
Indonesië | Indonesië | Nederland | Totaal |
Crediteuren | Rp. 488.364,68 | ||
Expl. Kosten | Rp. 109.819,65 | ||
Ind. Vpb. | Rp. 611.640,-- | ||
Rp. 1.209.824,33 | |||
a 3 Rp. = f. 1.-- | |||
= f. 403.274,78 | f. 403.274,78 | ||
Nederland | |||
Div. Crediteuren | f. 14.547,58 | ||
Interest | f. 630,11 | ||
Tantième directie | f. 5.000,-- | ||
f. 20.177,69 | f. 20.177,69 | ||
Fiscaal vermogen: | |||
Ind. f. 1.159.060,53 | |||
Ned. F. 435.935,64 | f. 1.594.996,17 | ||
f. 2.018.448,64 |
dat bij de berekening van het vermogen per 1 Januari 1950 de waarde van de bezittingen en de grootte van de schulden, deel uitmakende van het Indonesische bedrijfsvermogen en uitgedrukt in de in Indonesië geldende munteenheid werden bepaald door aan deze munteenheid een waarde toe te kennen gelijk aan die van de gulden, met dien verstande dat het saldo werd verminderd met een bedrag van f. 117.000.-- voor het vormen van een "koersreserve";
dat bij de berekening van het vermogen per 31 December 1950 de waarde van de hiervoor bedoelde bezittingen en schulden, uitgedrukt in de Indonesische munteenheid, werd bepaald door aan deze munteenheid een waarde toe te kennen van f 0,33 1/3; dat een uitzondering werd gemaakt bij het bepalen van de waarde van de onderneming zelve, waarvan de waarde, welke per 1 Januari 1950 op f. 530.664,47 was gesteld, aan het einde van 1950 werd bepaald op eenzelfde bedrag, verminderd met een afschrijving ten bedrage van f. 117.558.--; dat de omrekeningskoers van f 0,33 1/3 betrekking had op de nieuwe geactiveerde kapitaalsuitgaven van 1950, verminderd met de daarop gedane afschrijvingen, en voorts op de in rupiah's luidende vorderingen, kasmiddelen, voorschotten, voorraden materialen, rubber, cacao, specerijen, kapok, op de effecten in Indonesië en op in rupiah's luidende schulden, waaronder die voor exploitatiekosten en Indonesische vennootschapsbelasting; dat geen verdere correctie plaats vond door het vormen van een koersreserve;
dat in 1950 geen officiële devaluatie van de Indonesische munteenheid plaats vond, doch op 11 Maart 1950 door het Indonesische gezag een regeling werd getroffen, waardoor voor de verkrijging van buitenlandse deviezen het drievoud werd benodigd van het aantal rupiah's dat volgens de officiële omrekeningskoers vereist was; dat door deze maatregel de overmaking van Indonesisch vermogen voor Nederland zeer werd ingeperkt en hierin door partijen aanleiding werd gevonden het vermogen aan het einde van 1950 te bepalen gelijk is geschied; dat de reserve, welke aan het einde van 1949 werd gevormd ten bedrage van f. 117.000.- berustte op de verwachting van ongunstige maatregelen van Indonesische zijde met betrekking tot het in Indonesië aanwezige buitenlandse kapitaal;
dat belanghebbende de in Indonesië behaalde winst berekende op een bedrag van f. 810.069,59 als volgt:
Winst volgens commerciële winst- en verliesrekening over 1950 van ‘’[X]’’: | |
Saldo exploitatierekening | Rp. 38.842,83 |
Koersreserve (reservering) | Rp. 259.000,-- |
Afschrijving op onderneming | Rp. 330.969,50 |
Indonesische vennootschapsbelasting | Rp. 200.000,-- |
Winst volgens commerciële winst- en verliesrekening over 1950 van ‘’Ngobo’’: | |
Saldo exploitatierekening | Rp. 117.980,55 |
Koersreserve (reservering) | Rp. 436.000,-- |
Afschrijving op onderneming | Rp. 121.324,40 |
Indonesische vennootschapsbelasting | Rp. 383.000,-- |
Rp. 1.887.117,28 | |
Rechtstreeks op exploitatierekeningen afgeboekte uitgaven voor aanplantingen, volgens Nederlandse fiscale winstbepalingen te activeren (met mogelijkheid van jaarlijkse afschrijvingen) | Rp. 633.146,85 |
Rp. 2.520.264,13 | |
Te verminderen met fiscale afschrijvingen: op uitgaven voor de onderneming gedaan tot en met 31 December 1949, waarvan de fiscale Nederlandse Indische guldenswaarde per 31 December 1950 werd omgerekend in guldens tegen een koers 1:1: Rp. 117.558,-- op idem gedaan na 31 December 1949 (welke rupiahuitgaven werden omgerekend per de balansdatum tegen de afsluitingskoers van f. 0,33 1/3 de rupiah) 37.779,-- | Rp. 155.337,-- |
Rp. 2.364.927,13 | |
Te vermeerderen met per saldo uit Nederlandse administratie ten gunste van het Indonesische resultaat overgeboekte baten (commercieel overgeboekt 1:1, doch door de fiscale herwaardering van de rupiah in bovenstaande opstelling verantwoord op basis van f. 0,33 1/3 de rupiah) ad (Nf) 41.171,79, gevende derhalve een meerdere rupiahopbrengst van 2 x 41.171,79 is | Rp. 82.343,58 |
Rp. 2.447.270,71 | |
Welk rupiahsaldo tenslotte nog vermeerderd dient te worden met een in 1950 ten laste van de commerciële Indonesische exploitatie rekening geboekt koersverlies op overmakingen naar Nederland, wegens voorlopige handhaving van de paritaire rupiah-guldenkoers in de commerciële administratie | Rp. 26.916,28 |
Rp. 2.474.186,99 | |
Welke rupiahsaldo omgerekend geeft een guldenswaarde van (1 Rupiah is f. 0,33 1.3) | f. 824.728,99 |
Te verminderen met in Nederlandse winst-en verliesrekening voorkomend saldo van lasten boven baten, welke betrekking hebben op het Indonesische bedrijf | f. 14.659,40 |
Geeft tenslotte een Indonesische winst over 1950, omgerekend in guldens van | f. 810.069,59 |
Dat de hierin voorkomende koersreserve betrekking hadden op de kosten te maken voor aankoop van deviezencertificaten voor overmaking van winst en afschrijvingen naar het hoofdkantoor hier te lande, uitmakende hetgeen voor de verkrijging van buitenlandse deviezen meer benodigd was dan naar de officiële omrekeningskoers;
dat de Inspecteur de in Indonesië behaalde winst berekende op een bedrag van f. 494.172,45 als volgt:
Indon. fiscaal zuiver vermogen per 1 Jan. 1950 | f. 945.452,17 |
Indon. fiscaal zuiver vermogen per 31 Dec. 1950 | f. 1.159.060,53 |
Toename | f. 213.608,36 |
Bij: Indonesische Vpb. | f. 194.333,33 |
Winsttransfer naar Nederland | f. 46.129,04 |
Saldo interne overboekingen, waarvoor in Indonesië de sluitrekening Nederland werd gedebiteerd en in Nederland de sluitrekening Indonesië werd gecrediteerd | f. 54.629,93 |
f. 508.700,66 | |
Af: Fiscaal ingevolge met bel.pl. verkregen overeenstemming niet als Nederlandse last toelaatbare in wezen Indonesische kosten | f. 14.528,21 |
Indonesische winst | f. 494.172,45;’’ |
Overwegende dat het Hof vervolgens omtrent het geschil heeft overwogen:
"dat de oorzaak van het verschil in uitkomst ten bedrage van f. 315.897,14 is gelegen in de omstandigheid dat de Inspecteur bij de berekening van het vermogen per 1 Januari 1950 aan de Indonesische munteenheid een waarde toekende gelijk aan de gulden en mitsdien het vlottende kapitaal van het in Indonesië uitgeoefende bedrijf verminderd met de schulden, waardeerde op f. 531.787,70, waarvan in verband met de gewijzigde omrekeningskoers 2/3 deel of f. 354.525,13 te loor ging; dat echter op dit verlies de koersreserve van f. 117.000.-- in mindering kwam, zodat resteerde f. 237.525,13; dat bovendien de Inspecteur de afschrijving op het vaste kapitaal ten bedrage van f. 530.664.-- stelde op f. 117.558.-- en belanghebbende in zijn berekening deze afschrijving slechts voor 1/3 van f. 117.558.-- of f. 39.186.-- in aanmerking nam, gevende een verschil van f. 78.372.-; dat beide posten tezamen uitmaken f. 315.897,13, zijnde gelijk aan het hiervoor genoemde verschil;
dat niet tussen partijen in geschil is dat beide posten ten laste van de totale winst van belanghebbende dienen te komen, bedragende deze na aftrek f. 520.820.--, en het geschil uitsluitend loopt over de vraag of zij dienen te komen ten laste van de winst, welke in Indonesië werd behaald, bedragende deze zonder aftrek f. 810.069,69;
dat de aftrek van f. 237.525,13 plaats vond uit hoofde van de bezwaren welke door het Indonesische gezag aan de transfer van ter beschikking staande middelen van Indonesië naar het hoofdkantoor in Nederland werden verbonden;
dat ingevolge artikel 3, lid 2, van de beschikking van 10 September 1941, no. 136, ter voorkoming van dubbele belasting (Ned. Staatscrt. van 12 November 1941, no. 221) de bedrijfsuitoefening in het buitenland als een afzonderlijke moet worden gezien;
dat de terugtrekking van ingebracht kapitaal en de daaraan toegevoegde winsten los staat van de afzonderlijke bedrijfsuitoefening in Indonesië en de berekening van de resultaten dezer bedrijfsuitoefening niet vermag te beïnvloeden; dat de aan de terugtrekking verbonden nadelen dan ook niet ten laste van de in Indonesië behaalde winst mogen worden gebracht; dat belanghebbende die op haar kapitaalverstrekking aan het Indonesische bedrijf een verlies leed ten bedrage van f. 237.525,13, dit als een hier te lande geleden verlies dient aan te merken;
dat het vorenstaande medebrengt, dat, daargelaten of de Indonesische winst met hogere afschrijving tot een bedrag van f. 78.372.-- moet worden bezwaard, zij in ieder geval dient te worden gesteld op het door de Inspecteur gestelde bedrag van f. 494.172,45 verhoogd met f. 237.525,13; dat zulks reeds medebrengt dat de aanslag, welke werd opgelegd naar een belastbaar bedrag van f. 520.820.-- dient te worden vernietigd;"
Overwegende dat het Hof op bovenstaande gronden de beschikking van den Inspecteur en den daarbij verminderden aanslag heeft vernietigd;
Overwegende dat de Minister als middelen van cassatie heeft voorgedragen:
"1. Schending of verkeerde toepassing van artikel 28, tweede lid, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942, juncto de artikelen 1 en 3 van de Beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën van 10 September 1941, Nederlandse Staatscourant van 12 November 1941, no. 221, doordat het Gerechtshof heeft beslist dat de op 11 Maart 1959 in Indonesië getroffen maatregelen inzake het verkrijgen van buitenlandse deviezen, voor belanghebbende een verlies, en wel een Nederlands verlies, tengevolge hebben gehad op alle bestanddelen van het vlottende kapitaal van het in Indonesië uitgeoefende bedrijf, verminderd met de schulden, niettegenstaande uit de gedingstukken blijkt, dat tussen partijen vaststaat, dat in voormelde grootheid, behoudens een koersreserve van f. 117.000.-, per 1 Januari 1950 geschat op f. 531.787,70, materialen en produkten begrepen waren tot een geschat bedrag van f. 514.198,41, zulks ten onrechte, primair omdat op deze goederen het bedoelde transfer-verlies niet wordt geleden, subsidiair, n.l. indien moet worden aangenomen dat de bedoelde maatregelen in wezen een devaluatie inhielden van de Indonesische munteenheid, omdat goederen en materialen naar hun aard niet door devaluatie van de munteenheid worden getroffen.
2. Schending van artikel 17 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken in verband met artikel 6, tweede lid, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942, juncto artikel 7, eerste lid, van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941, en met artikel 28, tweede lid, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942, juncto artikel 1 van de Beschikking van 10 September 1941, Nederlandse Staatscourant van 12 November 1941, no. 221, doordat het Gerechtshof op gronden welke zijn beslissing niet kunnen dragen heeft beslist dat in de totale winst, welke de belanghebbende in 1950 heeft behaald, is begrepen een (Nederlands) verlies op het vlottende kapitaal van het in Indonesië uitgeoefende bedrijf, verminderd met de schulden, ter grootte van f. 354.525,13 – f. 117.000.--, en daartegenover een evenzoveel grotere winst, welke in Indonesië werd behaald, welke beslissing ten gevolge heeft gehad dat het Gerechtshof de verschuldigde vennootschapsbelasting heeft verminderd met een groter bedrag ter zake van de bedrijfsuitoefening in Indonesië, dan correspondeert met het bedrag aan winst dat in de opvatting van de Inspecteur te dezer zake in de totale winst van belanghebbende is begrepen.;"
Subsidiair: Voor het geval het Gerechtshof in het transfer-verlies niet een devaluatie-verlies heeft gezien;
"3. Schending of verkeerde toepassing van de onder 1 vermelde artikelen, doordat het Gerechtshof, uitgaande van zijn onder 1 en 2 bestreden beslissing dat belanghebbende tengevolge van de op 11 Maart 1950 in Indonesië getroffen maatregelen met betrekking tot het overmaken van gelden naar het buitenland een verlies heeft geleden, heeft beslist dat dit verlies los staat van de bedrijfsuitoefening in Indonesië en aan Nederland moet worden toegerekend, zulks ten onrechte, omdat het moeten dragen van deze door de Indonesische regering op het bedrijf aldaar gelegde last, behoort tot het risico van de bedrijfsuitoefening in Indonesië en derhalve slechts ten laste van het Indonesische bedrijfsdeel kan worden gebracht;"
Overwegende aangaande den primair voorgedragen grond van het eerste middel en het derde middel:
dat blijkens de uitspraak en de gedingstukken tussen belanghebbende en den Inspecteur buiten geschil was, dat met het oog op de in Maart 1950 in Indonesië getroffen monetaire maatregelen, welke ten slotte in Februari 1952 hebben geleid tot een officiële devaluatie van de Indonesische rupiah tot f. 0,33 1/3, goed koopmansgebruik toeliet om bij de bepaling van de fiscale winst over het jaar 1950 met deze waardeverandering van de rupiah rekening te houden, en der partijen strijd betrof de vragen welk koersverlies als gevolg daarvan in het belastbaar bedrag was begrepen, en aan welk bedrijfsonderdeel dit verlies moest worden toegerekend;
dat het eerste middel in zijn primairen grondslag en het derde middel ervan uitgaan, dat het Hof het door belanghebbende gestelde - en door het Hof althans voor een bedrag van f. 237.525,13 aanvaarde - koersverlies niet als een devaluatie-verlies, doch als een transfer-verlies heeft beschouwd;
dat echter, al stelde het Hof vast, dat in 1950 geen officiële devaluatie van de Indonesische munteenheid plaats vond, doch op 11 Maart 1950 door het Indonesische gezag een regeling werd getroffen, waardoor voor de verkrijging van buitenlandse deviezen het drievoud werd benodigd van het aantal rupiah's, dat volgens de officiële omrekeningskoers was vereist, en al overwoog het Hof vervolgens met betrekking tot het door het Hof aanvaarde verlies van f. 237.525,13, dat de aftrek van dit bedrag plaats vond "uit hoofde van de bezwaren, welke door het Indonesische gezag aan de transfer van ter beschikking staande middelen van Indonesië naar het Hoofdkantoor in Nederland werden verbonden", niettemin voldoende aanleiding voor de veronderstelling, dat het Hof met betrekking tot den aard van het gestelde verlies een andere zienswijze heeft gehad dan die, waarvan partijen zelf bij de formulering van haar geschil zijn uitgegaan, niet bestaat, zodat moet worden aangenomen, dat het Hof met partijen het omstreden verlies heeft beschouwd als een devaluatie-verlies, dat wil zeggen een verlies, ontstaan als gevolg van een lagere waardering van de Indonesische munteenheid, zij het dat deze lagere waardering haar grond vond niet in een officiële devaluatie, doch in een maatregel van deviezenrechtelijken aard;
dat deze middelen derhalve in zoverre feitelijken grondslag missen;
Overwegende aangaande het eerste middel in zijn subsidiairen grondslag en het tweede middel, alsmede ambtshalve:
dat blijkens 's Hofs uitspraak het door belanghebbende gestelde koersverlies uitmaakt het verschil tussen de Indonesische winst, zoals deze door belanghebbende is berekend op den grondslag van een in rupiah's luidende verlies- en winstrekening, waarvan het saldo vervolgens is omgerekend in Nederlandse guldens in een verhouding van de rupiah tot de gulden van f. 0,33 1/3 tot 1, en de Indonesische winst, zoals deze door den Inspecteur was berekend op den grondslag van een vergelijking van het vermogen van het Indonesische bedrijfsonderdeel per 1 Januari 1950, berekend in guldens en met inachtneming van een verhouding van gulden tot rupiah van 1 tot 1, met dat vermogen per 31 December 1950 eveneens in guldens met inachtneming van een verhouding tussen gulden en rupiah van 1 tot 0,33 1/3;
dat uit die uitspraak eveneens blijkt, dat bedoeld verschil voor een bedrag van f. 237.525,13 zijn verklaring hierin vindt, dat belanghebbende heeft aangenomen, dat het per 1 Januari 1950 aanwezige vlottende kapitaal als gevolg van de devaluatie voor 2/3 of voor f. 354.525,12 te loor ging, op welk verlies dan weer een reeds eerder gevormde reserve van f. 117.000.- in mindering kwam, zodat het genoemde bedrag van f. 237.525,13 resteerde;
dat blijkens de stukken de Inspecteur, nog afgezien van zijn opvatting, dat een met betrekking tot het Indonesische bedrijfsonderdeel geleden devaluatieverlies uitsluitend dit bedrijfsonderdeel en niet het Nederlandse bedrijfsonderdeel raakte, bij voortduring heeft bestreden, dat, voorzover het op 1 Januari 1950 aanwezige vlottende kapitaal uit goederenmaterialen en producten bestond, daarop als gevolg van de gewijzigde koersverhouding enig verlies is geleden en daarenboven heeft gesteld, dat zulk een verlies in elk geval niet was begrepen in de totale winst, welke aan de berekening van het belastbare bedrag ten grondslag ligt;
dat in verband daarmede onbegrijpelijk zijn 's Hofs zonder nadere motivering gegeven overwegingen, dat van het gehele per 1 Januari 1950 aanwezige vlottende kapitaal 2/3 deel als gevolg van de in Maart 1950 door de Indonesische regering genomen maatregelen te loor is gegaan, dat tussen partijen buiten geschil was, dat deze post ten laste is gekomen van de totale winst en dat het geschil uitsluitend betrof de vraag, of die post behoorde te worden gebracht ten laste van de winst, welke in Indonesië werd behaald;
dat 's Hofs van die overweging uitgaande beslissing, dat genoemde post als een hier te lande geleden verlies dient te worden aangemerkt, mitsdien niet naar den eis der wet met redenen is omkleed en dus niet is stand kan blijven;
Vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam;
Verwijst het geding naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Gedaan bij de Heren Smits, Vice-President, van Rijn van Alkemade, Wiarda, van der Loos en Tekenbroek, Raden, en door voornoemden Vice-President uitgesproken ter raadkamer van den negen en twintigsten April 1900 negen en vijftig, in tegenwoordigheid van den Substituut-Griffier Verstraaten.