FED 1998/573
HR, 26-08-1998, nr. 32 864
HR 26-08-1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2350
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 augustus 1998
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Putt-Lauwers, van der; Meij; Vliet, van; Soest, van
- Zaaknummer
32 864
- LJN
AA2350
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2350, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑08‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:AA2350, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑08‑1998
- Wetingang
Art. 45 Wet IB 1964
Uitspraak
Belanghebbende, X, bracht per 1 januari 1993 de voor zijn rekening gedreven onderneming in in een door hem opgerichte BV. X bedong van de BV een recht op periodieke uitkeringen ad f 157 884 en X leende van de BV f 32 884, hetgeen terstond weer in de kas van de BV werd gestort. Ter zake van de inbreng is door X aan de BV goodwill ad f 125 000 overgedragen en nam de BV van X, voor f 11 613,24 negatief, overige vermogensbestanddelen over. De stakingswinst bedroeg f 137 709 en de stand van de for beliep, na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.