FED 2001/664
Belastingplicht directiepensioenlichamen niet in strijd met art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. Terugwerkende kracht Wet van 13 december 1996, Stb. 650 gerechtvaardigd
HR 21-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC8110, m.nt. G.Th.K. Meussen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 september 2001
- Magistraten
Kalmthout, van; Zuurmond; Brunschot, van; Vliet, van; Lourens; Bavinck
- Zaaknummer
35857
- Noot
G.Th.K. Meussen
- LJN
ZC8110
- JCDI
JCDI:ADS234083:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:ZC8110, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑09‑2001
ECLI:NL:HR:2001:ZC8110, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑09‑2001
- Wetingang
Essentie
Belastingplicht directiepensioenlichamen niet in strijd met art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. Terugwerkende kracht Wet van 13 december 1996, Stb. 650 gerechtvaardigd
Samenvatting
Een directiepensioenlichaam (stichting), dat open geïndexeerde pensioenen heeft toegezegd, dient deze pensioenverplichtingen op de openingsbalans per 1 januari 1992 te waarderen tegen een rekenrente van 4%.
Het hof heeft terecht geoordeeld dat uit de premiestelling, de pensioenbrief en het achterwege blijven van een vermindering van de bijdragen van BV A, kan worden afgeleid dat belanghebbende zich juridische heeft verbonden de aan BV A toegekende pensioenen naar redelijkheid en billijkheid aan te passen aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.