HR, 28-11-2008, nr. 07/13 364
ECLI:NL:HR:2008:BG5442
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-11-2008
- Zaaknummer
07/13 364
- LJN
BG5442
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BG5442, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑11‑2008; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2008/59.6 met annotatie van Redactie
NTFR 2008/2350 met annotatie van MR. E. THOMAS
Uitspraak 28‑11‑2008
Inhoudsindicatie
Is geschrift als bezwaarschrift aan te merken?
Nr. 07/13364
28 november 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 22 oktober 2007, nr. AWB 07/2683, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van de Rechtbank betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Inspecteur heeft bij uitspraak het tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gemaakte bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 19 juni 2007 het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de uitspraak van de Rechtbank naar aanleiding van de klachten en ambtshalve
3.1. Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een brief gedateerd 25 oktober 2006 van belanghebbende aan de Belastingdienst (hierna: de brief). De brief luidt, voor zover van belang:
"(...)
Betreft:Uw kenmerk 0523/8/952
(...)
Bij deze delen wij u mede dat (...) deze zaak aanhangig is gemaakt bij de rechtbank. (zie kopie)
(...)"
Blijkens de uitspraak van de Rechtbank is de brief ter zitting aan de orde geweest.
3.2. Het kenmerk vermeld in de brief komt overeen met het kenmerk van de onderhavige naheffingsaanslag en boetebeschikking, welke zijn gedagtekend 21 respectievelijk 26 september 2006. De kopie waarnaar in de brief wordt verwezen betreft een door belanghebbende ingediend beroepschrift met betrekking tot een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting, die is opgelegd naar aanleiding van dezelfde feiten als de onderhavige naheffingsaanslag. Dit een en ander laat geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende met de brief liet blijken bezwaar te hebben tegen de onderhavige naheffingsaanslag en boetebeschikking en die in rechte te willen bestrijden. Zulks is voldoende om de brief aan te merken als een bezwaarschrift tegen die aanslag en de daarmee verbonden boetebeschikking (vgl. HR 28 oktober 2005, nr. 41508, BNB 2006/35).
3.3. Naar de Inspecteur ter zitting van de Rechtbank heeft erkend, is de brief binnen de bezwaartermijn verzonden.
3.4. Gelet op het hiervoor in 3.2 en 3.3 overwogene kon de Rechtbank, die gehouden was de ontvankelijkheid van het bezwaar ambtshalve te beoordelen, niet zonder nader onderzoek naar de datum van ontvangst van de brief door de Belastingdienst tot de conclusie komen dat de bezwaartermijn was overschreden (vgl. HR 23 september 2005, nr. 39896, BNB 2005/369).
De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het bij de Rechtbank ingestelde beroep is, wat er zij van de door belanghebbende in haar beroepschrift aangevoerde grieven, niet kennelijk ongegrond, zodat het verzet gegrond moet worden verklaard. De klachten behoeven verder geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
verklaart het verzet tegen de uitspraak van de Rechtbank van 19 juni 2007 gegrond,
verstaat dat die uitspraak vervalt en dat de Rechtbank het onderzoek moet voortzetten in de stand waarin het zich bevond, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 428.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2008.