HR, 15-10-2010, nr. 09/00878
ECLI:NL:HR:2010:BO0408
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-10-2010
- Zaaknummer
09/00878
- LJN
BO0408
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BO0408, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑10‑2010; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2010/53.12 met annotatie van Redactie
NTFR 2010/2435 met annotatie van Mr. M.H.W.N. Lammers
Uitspraak 15‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Geen procesbelang bij beroep in cassatie, aangezien zowel de niet-ontvankelijkverklaring als de intrekking van het beroep voor de Rechtbank niet leiden tot een verdere inhoudelijke behandeling daarvan.
Partij(en)
Nr. 09/00878
15 oktober 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 22 januari 2009, nr. AWB 07/7310 IB/PVV V, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van de Rechtbank betreffende een naar het oordeel van belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Naar het oordeel van belanghebbende is aan hem voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij schrijven van 1 oktober 2007 heeft belanghebbende daartegen beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 21 februari 2008 (nr. AWB 07/7310 IB/PVV) wegens het niet betaald zijn van het griffierecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1.
Bij de bestreden uitspraak heeft de Rechtbank geoordeeld dat het beroep van belanghebbende bij uitspraak van 21 februari 2008 terecht niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet betalen van griffierecht. Daarbij heeft de Rechtbank in aanmerking genomen dat de (onvoorwaardelijke) intrekking van het beroep pas na die uitspraak was binnengekomen. Tegen dat laatste oordeel richten zich de klachten van belanghebbende met het betoog dat intrekking van het beroep heeft plaatsgevonden voordat de Rechtbank op 21 februari 2008 uitspraak deed.
3.2.
Nu zowel de niet-ontvankelijkverklaring als de intrekking van het beroep ertoe leiden dat het beroep inhoudelijk niet verder wordt behandeld, en belanghebbende de grond waarop zijn beroep niet-ontvankelijk is verklaard (niet betalen van griffierecht aan de Rechtbank) niet betwist, kan het beroep in cassatie voor hem niet tot een gunstiger beslissing leiden. Belanghebbende heeft dan ook geen belang bij een beslissing op zijn beroep in cassatie. Dat beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.3.
De vraag of belanghebbende ook reeds niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard omdat hij niet tijdig heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van het voor het instellen van beroep in cassatie verschuldigde griffierecht, laat de Hoge Raad uit overwegingen van proceseconomie buiten beschouwing, nu de beantwoording van die vraag niet kan leiden tot een andere beslissing dan onder 3.2 gegeven.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.
De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. A.H.T. Heisterkamp.