BNB 2004/118
De omstandigheid dat het maken van bezwaar bij voorbaat kansloos moet worden geacht, vormt op zichzelf geen excuus voor overschrijding van de bezwaartermijn
HR 23-01-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AM0242, m.nt. J.W. Zwemmer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
38 653
- Conclusie
A-G mr. Wattel
- Noot
J.W. Zwemmer
- LJN
AM0242
- JCDI
JCDI:ADS888766:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AM0242, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AM0242, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑01‑2004
- Wetingang
Art. 6:11 Awb
Essentie
De omstandigheid dat het maken van bezwaar bij voorbaat kansloos moet worden geacht, vormt op zichzelf geen excuus voor overschrijding van de bezwaartermijn
Samenvatting
De omstandigheid dat een belanghebbende die van mening is dat de heffing van een belasting niet verenigbaar is met EG-recht, voordat hij die vraag aan de rechter kan voorleggen eerst een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan moet indienen, vormt geen wezenlijke belemmering van een effectieve toegang tot de rechter. De omstandigheid dat de belanghebbende reden heeft om aan te nemen dat dat bestuursorgaan een ingenomen standpunt niet zal verlaten, vormt geen verzwarende omstandigheid als het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.