HR, 16-10-1996, nr. 31 550
ECLI:NL:HR:1996:AA1721
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-10-1996
- Zaaknummer
31 550
- LJN
AA1721
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:AA1721, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑10‑1996; (Cassatie)
- Wetingang
art. 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
FED 1996/948 met annotatie van X.G.R. AUERBACH
WFR 1996/1565, 1
V-N 1996/4269, 12 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑10‑1996
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 8 september 1995 betreffende de hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 63.738,-- zonder aftrek elders belast, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie is onbestreden dat belanghebbende in 1992 in Nederland woonde. Hij genoot inkomsten als stuurman in dienst van een Zwitserse werkgeefster aan boord van een in Panama geregistreerd zeeschip dat onder Panamese vlag voer en Panama tot thuishaven had. Aan zijn oordeel dat belanghebbende met betrekking tot deze inkomsten geen recht heeft op de vrijstelling van artikel 2 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 heeft het Hof ten grondslag gelegd zijn oordeel dat belanghebbende zijn werkzaamheden niet heeft verricht binnen het grondgebied, in de zin van genoemd artikel, van Panama. 3.2. Tegen deze oordelen richten zich de klachten a, b en c, welke tezamen genomen kennelijk aldus moeten worden verstaan dat het Hof heeft miskend dat "het gebied van een andere Mogendheid" in de zin van artikel 2 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 mede omvat een onder vreemde vlag varend zeeschip met thuishaven in een andere Mogendheid. 3.3. Dit standpunt kan niet als juist worden aanvaard. Ingevolge lid 5, onderdeel d van genoemd artikel wordt onder "het gebied van een andere Mogendheid" verstaan het grondgebied van die Mogendheid, daaronder begrepen het gebied buiten de territoriale zee van die Mogendheid, waar deze in overeenstemming met het internationale recht souvereine rechten kan uitoefenen. Aanknopingspunten voor de opvatting dat deze omschrijving niet slechts ziet op gebied in geografische zin ontbreken. Het in de klachten verdedigde standpunt, waarbij ten onrechte onder meer met een beroep op het met betrekking tot de woon- en vestigingsplaats in artikel 4, lid 2, AWR bepaalde ervan wordt uitgegaan dat "schip is territoir" een algemeen geldende regel is, moet derhalve worden verworpen. 3.4. De overige klachten behoeven geen behandeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 16 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, C.H.M. Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.