BNB 1990/74
HR, 03-01-1990, nr. 26 344
HR 03-01-1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4192, m.nt. G.J. van Leijenhorst
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 januari 1990
- Magistraten
Dijk, Van; Stoffer; Mijnssen; Urlings; Zuurmond
- Zaaknummer
26 344
- Noot
G.J. van Leijenhorst
- LJN
ZC4192
- JCDI
JCDI:ADS886705:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:ZC4192, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑01‑1990
- Wetingang
Art. 273 gemeentewet; Verord. onroerend-goedbelastingen gem. Zaanstad
Samenvatting
Na de peildatum gebleken waardedrukkende omstandigheid. In 1985 is gebleken dat op de peildatum 1 januari 1983 belanghebbendes perceel was verontreinigd met lood en cadmium, waardoor de waarde toen f 15 000 lager moet zijn geweest.
HR: daarvan uitgaande heeft het hof terecht de heffingsgrondslag per 1 januari 1983 dienovereenkomstig verlaagd.
Uitspraak
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Chef van het bureau gemeentebelastingen van de gemeente Zaanstad tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 augustus 1988 betreffende na te melden aan X te Z voor het jaar 1986 opgelegde aanslag in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.