FED 1995/832
In casu werd in de aangifte enkel een beroep gedaan op toepassing van de landbouwvrijstelling op een gerealiseerd voordeel (art. 8 Wet IB 1964). Hierin ligt niet besloten dat mede een verzoek werd gedaan tot vaststelling van de bestemmingswijzigingswinst als bedoeld in de overgangsregeling landbouwvrijstelling (art. 70 Wet IB 1964). Voor de toepassing van het vertrouwensbeginsel geldt als uitgangspunt hetgeen de belastingplichtige mocht opmaken uit de jegens hem gedane uitlating.
HR 27-09-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1652, m.nt. G.H.J. Tuinte
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 september 1995
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Jansen, C.H.M.; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
30579
- Noot
G.H.J. Tuinte
- LJN
AA1652
- JCDI
JCDI:ADS225258:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA1652, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑09‑1995
- Wetingang
Art. 70 Wet IB 1964. Vertrouwensbeginsel.
Essentie
In casu werd in de aangifte enkel een beroep gedaan op toepassing van de landbouwvrijstelling op een gerealiseerd voordeel (art. 8 Wet IB 1964). Hierin ligt niet besloten dat mede een verzoek werd gedaan tot vaststelling van de bestemmingswijzigingswinst als bedoeld in de overgangsregeling landbouwvrijstelling (art. 70 Wet IB 1964). Voor de toepassing van het vertrouwenscommit; beginsel geldt als uitgangspunt hetgeen de belastingplichtige mocht opmaken uit de jegens hem gedane uitlating.
Uitspraak
Het geschil betreft de toepassing van art. 70 Wet IB 1964.
Vaststaat:
2.1. Belanghebbende die een veehouderij en kaasmakerij exploiteert te Z, oefent zijn onderneming uit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.