HR, 13-05-1998, nr. 33 374
ECLI:NL:HR:1998:AA2514
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-05-1998
- Zaaknummer
33 374
- LJN
AA2514
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:AA2514, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑05‑1998; (Cassatie)
- Wetingang
art. 29 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
WFR 1998/779
V-N 1998/26.1 met annotatie van Redactie
Uitspraak 13‑05‑1998
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 1997 betreffen de na te melden aan X te Z opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 181.791,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 859.775,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 100 percent, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en de navorderingsaanslag heeft vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsont wikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie voor de onderhavige zaak en de daarmee samenhangende zaken onder nummers 33.373, 33.375, 33.376 en 33.377 redelijkerijs heeft moet maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de gedingen in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 4.260,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 13 mei 1998 vastgesteld door vice- president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroep een recht geheven van f 315,--.