FED 1996/453
Dienstbetrekking van landarbeiders. Fictieve dienstbetrekking van bollenpellers. De omstandigheid dat landarbeiders zich vrijblijvend opstellen aangaande het komen verrichten van hun werkzaamheden, hoeft aan het bestaan van een dienstbetrekking niet in de weg te staan.
HR 17-04-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1953, m.nt. H.Ph. Ruys
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 april 1996
- Magistraten
Stoffer; Urlings; Jansen, C.H.M.; Fleers; Pos
- Zaaknummer
31109
- Noot
H.Ph. Ruys
- LJN
AA1953
- JCDI
JCDI:ADS227443:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Loonbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1953, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑04‑1996
- Wetingang
Art. 1, 2 en 3, eerste lid, Wet LB 1964; art. 7A:1637a en 1637b BW
Essentie
Dienstbetrekking van landarbeiders. Fictieve dienstbetrekking van bollenpellers. De omstandigheid dat landarbeiders zich vrijblijvend opstellen aangaande het komen verrichten van hun werkzaamheden, hoeft aan het bestaan van een dienstbetrekking niet in de weg te staan.
Uitspraak
Het geschil betrof de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 1991.
Vaststaat:
Belanghebbende is bloembollenkweker en drijft als zodanig een onderneming. In het onderhavige tijdvak zijn bij belanghebbende seizoenarbeiders werkzaam geweest. Een aantal van hen verrichtte werkzaamheden als bloembollenpeller, de overigen waren werkzaam als landarbeider, De werkzaamheden van de landarbeiders hingen samen met het rooien/oogsten en sorteren ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.