FED 1999/339
Aftrekbaarheid van rente op een perpetuele cumulatieve achtergestelde obligatielening
HR 17-02-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2655, m.nt. D. Juch
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 februari 1999
- Magistraten
Soest, van; Jansen, R.J.J.; Vliet, van; Brunschot, van; Hammerstein; Amersfoort, van
- Zaaknummer
34 151
- Noot
D. Juch
- LJN
AA2655
- JCDI
JCDI:ADS229352:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2655, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑02‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AA2655, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑1998
- Wetingang
Art. 7 Wet IB 1964
Essentie
Aftrekbaarheid van rente op een perpetuele cumulatieve achtergestelde obligatielening
Uitspraak
Het geschil betreft de aanslag vennootschapsbelasting 1994.
VASTSTAAT:
2.1 Op 18 november 1994 heeft bank A uitgegeven nominaal f 300 000 000, 8½ procent perpetuele cumulatieve achtergestelde obligaties 1994. De uitgiftekoers bedroeg 101,05%. De obligaties zijn uitgegeven in stukken aan toonder en zijn genoteerd aan de Amsterdamse Effectenbeurs. De obligaties zijn uitgegeven in coupures van f 5000 en f 10 000 (zogenoemde K-stukken) en in coupures van f 5000 en f 100 000 en f 1 000 000 (zogenoemde CF-stukken).
2.2 Van de emissieprospectus bevindt zich een kopie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.