HR, 07-02-2001, nr. 34 899
ECLI:NL:HR:2001:AA9842
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-02-2001
- Zaaknummer
34 899
- LJN
AA9842
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2001:AA9842, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑02‑2001; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
BNB 2001/112 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
WFR 2001/194, 1
V-N 2001/19.36 met annotatie van Redactie
NTFR 2001/459
Uitspraak 07‑02‑2001
Inhoudsindicatie
-
Nr. 34899
7 februari 2001
RP
gewezen op het beroep in cassatie van X N.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 oktober 1998, nr. 96/00932, betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1995 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Leeuwarden.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1995 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Q, twee op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Leeuwarden opgelegd naar een heffingsmaatstaf van f 5.395.000, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden (hierna: het college) zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is van die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college heeft een vertoogschrift ingediend.
Bij brief van de Griffier van de Hoge Raad van 2 november 2000 zijn inlichtingen gevraagd aan de gemeentesecretaris van de gemeente Leeuwarden betreffende de bekendmaking van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 1995. Deze heeft bij brief van 5 december 2000 geantwoord.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de onderhavige onroerende zaak wordt aangewend in de niet-commerciële sfeer, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat de exploitatie niet uitsluitend geschiedt om daarmee winst te behalen, maar ook en vooral om in het algemeen belang gelegen redenen. Anders dan het middel wil, geeft dit oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het in het licht van de vaststaande feiten, waaronder de in ’s Hofs uitspraak vermelde exploitatieresultaten van belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 1995, ook niet onbegrijpelijk. Het middel faalt derhalve in zoverre.
3.2. Aan het in 3.1 weergegeven oordeel heeft het Hof terecht de gevolgtrekking verbonden dat, zakelijk weergegeven, voor het bepalen van de gecorrigeerde vervangingswaarde van die onroerende zaak de bedrijfswaarde niet ter zake doet. Het middel faalt derhalve ook voor het overige.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld op 7 februari 2001 door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.