BNB 1998/128
Holdingconstructie. Minderheidsbelang. Motiveringsgebrek met betrekking tot putcriterium
HR 04-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2410, m.nt. P.H.J. Essers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 februari 1998
- Magistraten
Stoffer; Zuurmond; Fleers; Pos; Beukenhorst)
- Zaaknummer
32690
- Noot
P.H.J. Essers
- LJN
AA2410
- JCDI
JCDI:ADS887838:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2410, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑02‑1998
- Wetingang
Fraus legis; art. 24 Wet IB 1964
Essentie
Holdingconstructie. Minderheidsbelang. Motiveringsgebrek met betrekking tot putcriterium
Samenvatting
Van de 1100 aandelen C BV waren er 600 via een stichting gecertificeerd. Belanghebbende hield 100 certificaten. Hij verkocht deze aan de door hem opgerichte E BV, waarvan hij alle aandelen hield. Het Hof belast de verkoopopbrengst minus het op de aandelen gestorte kapitaal met toepassing van het leerstuk fraus legis als inkomsten uit vermogen. Het oordeelt dat ondanks het minderheidsbelang aan het putcriterium is voldaan omdat belanghebbende deel uitmaakt van een samenwerkende groep.
HR: De door het Hof gegeven motivering waarom aan het putcriterium is voldaan, is ontoereikend. In ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.