V-N 2006/27.14
OMZETBELASTING. EUROPEES RECHT Gemeenschapsrecht. Hoofdelijke aansprakelijkheid. Zekerheidstelling. Britse regelingen ter bestrijding van (carrousel-)fraude. Eerbiediging rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel
HvJ EG 11-05-2006, ECLI:EU:C:2006:309, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
11 mei 2006
- Magistraten
Rosas; Puissochet; Von Bahr; Lõhmus; Ó Caoimh
- Zaaknummer
C-384/04
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AX6516
- JCDI
JCDI:ADS18246:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2006:309, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 11‑05‑2006
ECLI:EU:C:2005:745, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 07‑12‑2005
- Wetingang
Art. 21, derde lid, art. 22, achtste lid, Zesde BTW-Richtlijn
Essentie
OMZETBELASTING. EUROPEES RECHT Gemeenschapsrecht. Hoofdelijke aansprakelijkheid. Zekerheidstelling. Britse regelingen ter bestrijding van (carrousel-)fraude. Eerbiediging rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel
Samenvatting
Prejudiciële beslissing in de Britse zaak "Federation of Technological Industries e.a." (C-384/04).
De Britse rechter, de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division), heeft een vijftal prejudiciële vragen aan het HvJ EG voorgelegd over de uitleg van art. 21, derde lid, en art. 22, achtste lid, Zesde richtlijn. De vragen gaan over de regelingen die door het Verenigd Koninkrijk speciaal zijn vastgesteld ter bestrijding van intracommunautaire fraude, waaronder in het bijzonder carrouselfraude. De regelingen houden kortweg in dat een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.