FED 1996/820
De heffing van BPM is niet in strijd met art. 95 EEG-Verdrag. Er is geen grond voor het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Nu belanghebbende de auto niet heeft uitgevoerd, heeft hij er geen belang bij dat het ontbreken van een teruggaafregeling in geval van uitvoer van gebruikte personenauto's wordt getoetst aan regels van gemeenschapsrecht.
HR 23-08-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1901, m.nt. D.M. Weber
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 augustus 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van
- Zaaknummer
30888
- Noot
D.M. Weber
- LJN
AA1901
- JCDI
JCDI:ADS226024:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1901, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑08‑1996
- Wetingang
Essentie
De heffing van BPM is niet in strijd met art. 95 EEG-Verdrag. Er is geen grond voor het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Nu belanghebbende de auto niet heeft uitgevoerd, heeft hij er geen belang bij dat het ontbreken van een teruggaafregeling in geval van uitvoer van gebruikte personenauto's wordt getoetst aan regels van gemeenschapsrecht.
Uitspraak
Het geschil betreft de belasting van personenauto's en motorrijwielen die namens belanghebbende op aangifte is voldaan over het tijdvak januari 1993.
Vaststaat:
1.1. Op 29 januari 1993 werd de personenauto van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.