HR, 16-06-1999, nr. 34 590
ECLI:NL:HR:1999:AA2770
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-06-1999
- Zaaknummer
34 590
- LJN
AA2770
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA2770, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑06‑1999; (Cassatie)
- Wetingang
art. 220a Gemeentewet
- Vindplaatsen
BNB 1999/318 met annotatie van W.J.N.M. SNOIJINK
WFR 1999/843, 1
V-N 1999/30.29 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑06‑1999
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 juni 1998 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1996 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Eemsmond.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1996 wegens het genot krachtens eigendom en wegens het gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Eemsmond opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 179.000,--. Na tegen deze aanslagen gemaakt bezwaar, is bij uitspraak van het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsmond (hierna: B en W) de aanslag wegens het gebruik van het woonhuis met bedrijfsgedeelte verminderd tot een aanslag berekend naar een heffingsgrondslag van f 130.000,--. Belanghebbende is van de uitspraak van B en W in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd voorzover betrekking hebbend op het woonhuis met bedrijfsgedeelte en heeft de aanslagen voorzover daarop betrekking hebbend verminderd tot aanslagen naar een heffingsgrondslag van f 120.000,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond tot cassatie 4.1. Uit de stukken van het geding blijkt dat op het perceel a-straat 1 zijn gelegen een woonhuis met bedrijfsgedeelte en dubbele garage en drie schietbanen. Omdat was gebleken dat de schietbanen in gebruik waren bij een schietvereniging is in de uitspraak op het bezwaarschrift medegedeeld dat belanghebbende met betrekking tot de schietbanen voor het gebruikersgedeelte niet zal worden belast, dat - kennelijk voor dat gedeelte - een verminderingsnota zal worden vervaardigd en dat voor het eigenarengedeelte van de schietbanen te zijner tijd nog een aanslag zal volgen. Volgens het vertoogschrift bij het Hof is het perceel "naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift gesplitst in woonhuis met bedrijfsgedeelten en schietbanen". 4.2. Een en ander laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat B en W bij de uitspraak op het bezwaarschrift, anders dan bij de vaststelling van de aanslagen, de schietbanen als een afzonderlijke onroerende zaak in de zin van de Verordening onroerende- zaakbelastingen 1995 hebben aangemerkt en de aanslagen uitsluitend ten aanzien van het woonhuis met bedrijfsgedeelte hebben gehandhaafd, waarbij zij (een) afzonderlijke aanslag(en) ten aanzien van de schietbanen hebben aangekondigd. 4.3. Een eenmaal vastgestelde aanslag die betrekking heeft op meer dan een onroerende zaak, kan echter niet, zoals B en W aldus hebben gedaan, bij uitspraak op bezwaarschrift worden gewijzigd in een aanslag die betrekking heeft op slechts een van deze zaken. Slechts indien inderdaad sprake was van één onroerende zaak had het Hof derhalve, zoals het heeft gedaan, kunnen volstaan met vermindering van de aanslagen met betrekking tot het woonhuis met bedrijfsgedeelte. Het Hof had mitsdien, gezien de uitspraak van B en W, dienen te onderzoeken of de aanslagen op een dan wel meer onroerende zaken betrekking hadden en als dat laatste, zoals in de uitspraak van B en W besloten ligt, het geval was de aanslagen dienen te vernietigen. 4.4. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen opdat alsnog wordt onderzocht of sprake is van een dan wel meer onroerende zaken in de zin van de Verordening.
5. Proceskosten De gemeente Eemsmond zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
6. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, - veroordeelt B en W in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 355,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, - wijst de gemeente Eemsmond aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en - gelast dat door B en W aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--.
Dit arrest is op 16 juni 1999 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter verleent op de voet van artikel 5, lid 3, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken alsnog vermindering van het ter zake van het beroep verschuldigde recht. Het teveel betaalde griffierecht van f 225,-- wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.