FED 1996/975
De verplichting tot afdracht van premies sociale verzekering vloeit niet voort uit een rechtshandeling, doch uit de wet. Hieraan doet niet af, dat de omstandigheden waaraan de wet het rechtsgevolg van een premie-afdrachtverplichting verbindt - de verschuldigdheid van loon op grond van een arbeidsovereenkomst - op hun beurt het gevolg zijn van een rechtshandeling (het aangaan van de arbeidsovereenkomst). De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt niet voor verbintenissen die niet zelf in het leven worden geroepen door de rechtshandeling, waarvan art. 2:180 (oud) BW (zie thans art. 2:69 en 180) spreekt.
HR 04-10-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2160
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 oktober 1996
- Magistraten
Martens; Roelvink; Mijnssen; Korthals Altes; Heemskerk
- Zaaknummer
16 079
- LJN
ZC2160
- Vakgebied(en)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2160, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑10‑1996
- Wetingang
Art. 2:69, 180 BW
Essentie
De verplichting tot afdracht van premies sociale verzekering vloeit niet voort uit een rechtshandeling, doch uit de wet. Hieraan doet niet af, dat de omstandigheden waaraan de wet het rechtsgevolg van een premie-afdrachtverplichting verbindt - de verschuldigdheid van loon op grond van een arbeidsovereenkomst - op hun beurt het gevolg zijn van een rechtshandeling (het aangaan van de arbeidsovereenkomst). De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt niet voor verbintenissen die niet zelf in het leven worden geroepen door de rechtshandeling, waarvan art. 2:180 (oud) BW (zie thans art. 2:69 en 180) spreekt.
Uitspraak
Johan Hendricus de Vries, te Aerdenhout, eiser tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.